'gen dog binnens huys, soodanigen oeffeninge te doen, waerdoor den schout aldaer 'sig verpligt gevonden heeft hem te arresteren, en eenige dagen in gijselinge te 'houden: dog of gemelde schout met hem na Uw Edel Mogenden placcaten, ge- 'handelt heeft of niet, konnen wij niet seggen.' (Bronnen, nr.11) Vanaf plm. 1716 vertoeft hij te Breda en verschillende andere plaatsen veel in ge zelschap van één zijner boezemvrienden, Marinus Adriaansz. Booms 11). 'Die twee monsters zijn op ons aangekomen', schrijft de classis van Breda, doelende op Booms en Buitendijk. Na diverse omzwervingen en belevenissen, waarbij Breda als min of meer vaste verblijfplaats fungeert en ook Zuid-Beveland nog bezocht wordt, werd aan Buitendijk bij resolutie van de magistraat van Breda d.d. 18 fe bruari 1726 aangezegd, dat hij 'voor den eersten Mey aanstaande de voorsz.Stad metterwoon zou hebben te ontruymen', aangezien men hem 'niet anders kon considereren en aenmercken als een pernitieusen en gevaerlijcken Inwoonder'. Buitendijk wendde alle mogelijke middelen aan, om 'die resolutie te doen annul- leeren' en wendde zich zelfs tot de Staten Generaal; maar de Hoogmogende Hee- ren besloten, het zegel hunner goedkeuring te hechten aan het besluit van de Bredase overheid, alleen op grond hiervan, 'dat de suppliant Gosuinus van Bui tendijk niet heeft nagekomen de conditiën, waarop hij metterwoon te Breda is geadmitteert'. Hoe het kwam dat het zwaard alleen het hoofd van Buitendijk trof en zijn trou we vriend ongedeerd liet Het antwoord op die vraag is niet met zekerheid te geven. Bij het doorlezen van de officiële stukken komt men tot het vermoeden, dat Booms nog veelvuldiger dan zijn vriend buiten Breda vertoefde en ook tenge volge daarvan in de meest hachelijke ogenblikken buiten schot bleef. Wellicht ook was Booms voorzichtiger dan zijn vriend. Het is evenwel niet zo dat hij minder werkzaam was. Uitdrukkelijk verklaarde de classis van Breda: Er is beweerd, 'dat men slegts tot het removeren van Buytendijk en niet van Booms kan concluderen; maar hier op diend, dat deze twee als complicen van deselve boosheyd zamen wandelen en zamen doen,en dat ook Booms bij ons ruym zo veel menschen van de Godsdienst heeft afkerig gemaakt, als den andere'. Ook na dit vonnis bleef Buitendijk vol goede moed en ijverig werkzaam. Zijn uit banning uit Breda was het begin van een nieuwe zwerftocht: eerst ging het naar Veere, vervolgens naar Utrecht, naar Amsterdam, overal in strijd met kerkeraad en burgerlijke overheid, maar ook overal volgelingen zoekend en vindend. Waar en wanneer Buitendijk is overleden, schijnt niet bekend te zijn. Dat ook lang na zijn overlijden de 'Butendiekers' bekend bleven, is al aangetoond door het ci teren van Ds.J.F.van Binsbergen. 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 94