Op 13 april 1488 wordt er op het stadhuis een speciale vergadering gehouden 'opt stuc van artillerie' (7). Er moest geld op tafel komen voor de verbetering van de versterking van de stad. Deze maatregel was nodig omdat in die tijd de zg. jonker Fransoorlog woedde. Deze jonker Fransoorlog was een van de vele gebeurtenissen tegen het einde van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Een aantal Hoekse edelen zoals Jan van Naaldwijk en Zweder vanMontfoort waren in ballingschap gedreven. Zij begaven zich naar Vlaanderen. Het zou te ver voeren om de gehele verwarde geschiedenis van die tijd weer te ge ven. Vast staat dat de Hoekse edelen Sluis als operatiebasis tegen Holland gebruik ten. Omdat in Holland en Zeeland nauwelijks belangstelling bleek te bestaan voor de Hoekse zaak werd getracht iemand met een klinkende naam aan het hoofd van de groep te krijgen. De meest voor de handliggende candidaat Walraven van Bre- derode, had zojuist vrede gesloten met Maximiliaan van Oostenrijk, zodat een gezantschap zich naar diens jongere broeder Frans begaf. Deze 22-jarige jongeman studeerde te Leuven. Het was dan deze jonker Frans van Brederode die de leiding van deze groep Hoekse edelen op zich nam. Hij begon met het bijeenbrengen van een kleine vloot van schepen en daarvoor bemanningen te werven. Daarna gingen zij op rooftocht. Dit alles bereikte zijn hoogtepunt in 1488. Geen wonder dat Goes maatregelen nam om deze Hoeken buiten de stad te hou den. Na enkele belangrijke successen, zo werd op 20 november 1488 de stad Rot terdam bij verrassing genomen, ging het in 1490 mis. Een zeeslag bij Brouwers haven betekende het einde van de legergroep van jonker Frans. Hij werd, gewond aan voorhoofd en met een kogel in zijn been, gevangen genomen en in Dordrecht opgesloten. Korte tijd daarna is hij aan zijn verwondingen overleden. Uit dezelfde tijd is een stuk bewaard waarin een stemming werd gehouden om de 'Selcke' te versterken (8). De Selcke was het gebied ter weerszijden van de haven, buiten de poorten van Goes. Dit gebied kunt u terugvinden vanaf de J.A.van de Goeskade tot de Westerschans en aan de andere zijde de Albert Joachimkade tot de AKF- fabriek. Velen van de aanwezigen wilden dat of de stad voor de kosten zou opko men of dat de panlieden het leeuwendeel zouden betalen. De zoutpannen lagen ter weerszijden van de haven zodat de eigenaars hiervan het meeste belang hadden bij een versterking. Wat het gevolg is geweest van deze tweeslachtige stemming onthult het stuk ons niet. Waarschijnlijk werd ook in 1488 de verdeling van de stad in vier kwartieren opge heven. Nu werd gekozen voor een verdeling van de poorten en muren over de ver schillende gilden (9). Het is begrijpelijk dat deze oplossing organisatorisch veel minder problemen met zich mee bracht. Een gilde was vrij gemakkelijk te over zien en behoorlijk goed georganiseerd. We zien bij de verdeling van de muurvak ken wel dat de grotere gilden, zoals de schippers, duidelijk een groter stuk van de muur voor hun rekening moesten nemen. We zullen deze indeling op de voet vol gen. (Afbeelding 5 brengt een en ander in beeld). De gildebroeders van het schip persgilde kregen een flink stuk toegewezen nl. de toren achter het kruisbroeder klooster tot de Oostpoort (afb.5 letter A). De Oostpoort tot de Pijntoren werd toegewezen aan het poorterij- of leeggangersgilde (B); De Pijntoren, het blokhuis achter Pieter de Vlaminc tot het blokhuis van Willem Heymants kregen de 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 79