President en Raden van Holland, Zeeland en Friesland. In het bewaard gebleven
antwoord (35) compareert de aanklacht tegen het gilde. Hoewel reeds op 1 sep
tember 1563 aan provisor en deken te Reimerswaal door de Grote Raad werd
bericht, dat van vervolging kon worden afgezien, tenzij er 'redenen ter contrarien'
waren, werd het toch een slepende affaire; nog in de zomer van 1565 trachtte de
provisor het proces opnieuw te activeren. Daarmee in verband staat het tweede
bewaard gebleven document: het advies van het Hof van Holland en Zeeland aan
de Grote Raad, d.d. 10 september 1565 (37), dat een eerder gegeven argumenta
tie samenvat.
De argumenten, in deze stukken gereleveerd, moeten tenslotte de tegenpartij tot
zwijgen gebracht hebben: de gildebroeders hadden hun esbattement wel degelijk
laten visiteren; de substituut-rentmeester Bewester-Scheldt, als officier resideren
de op Zuid-Beveland, had 'expres consent' verleend voor de opvoering; het was
dan ook geen klucht over de broek van Sint Franciscus, maar over die van Pria-
pus; het bevatte niets ter 'contrary der Catholycker religie ofte schandaleus jegens
die zelve'; stellig, er stonden enige 'schurrile propoosten' (38) in, die nu niet
direct bevorderlijk waren voor de eerbaarheid, anderzijds was de fabel van de ver
toning niet 'zoe zeer groff ofte schandaleus' dat de Procureur-generaal er werk
van diende te maken; in aanmerking genomen moest worden dat het hier ging om
een spel gespeeld in de vastenavond, - bovendien (zegt de brief van het Hof 'bij
lantluijden op een dorp'. (En zie daar dan de lepels mosterd terechtgebracht -
V
Stilte; Na de reglementswijziging van 1595 begint de grote leemte in onze ken
nis van Wijngaerdranckehistorie; ook de periode van het Twaalfjarig Bestand -
toen de rederijkerscontacten tussen Noord en Zuid spoedig hersteld werden - ver
schaft geen gegevens. Toch werd er toneelgespeeld: een eenzaam bericht (39)
vermeldt een optreden voor het Kapelse Handbooggilde in 1667.
Elf jaar later kwam het gilde in bezit van een fraaie zilveren beker (40) - prijs of
eerste vorm van geldbelegging -; deze draagt het opschrift: In Godts name is
Jesus ons patroon der Wijngaertranke binnen Capelle 1686. Een tastbare stuk
verleden voor latere generaties: op 3 mei 1886 - vermelden de notulen - opent de
'princedent' (prins en president inéén de vergadering 'op een Zeer gepaste
wijze, ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van het Retoricagilde'.
De vlijt van Van Hootegem wierp blijkbaar niet onmiddellijk vruchten af. Op 13
september 1728 kocht het gilde te Kapelle voor vier Vlaamse ponden het gemet
een weiland van Jan Nieuwkamer in het Oost Ambacht, in Den Hoek bezuiden
Pronkenberg, groot 3 gemeten en 70 roeden.
Behalve dit 'Gildeweitje' verwierf het zich op een niet nader bekende datum een
perceel weiland te Nisse in Willeshoek, van ongeveer gelijke omvang (41). Een
conclusie ligt voor de hand: de vroegere activiteiten, die de kas en de financiën
van de leden soms behoorlijk aanpraken, waren toen reeds gestaakt of van mini
male betekenis geworden (42). Tot de jaren zeventig blijft ook de negentiende-
eeuwse oogst aan gegevens schraal: op de blanco bladzijden achter copie-A vindt
men na 1804 namen van de regeerders, wanneer 'de wet is verzet' (d.w.z. een
nieuw bestuur is gekozen), ook wel van nieuw-ingekomenen, soms een ledenlijst;
34