mindering'), het 'reformeren', d.w.z. wijzigen, moeten tegelijkertijd of eerder hebben plaatsgevonden, daarover geeft het voorwoord geen duidelijke informatie. In de context schijnt de passage, waarin de geciteerde termen voorkomen echter een tegenstelling te vormen tot wat daarop volgt: 'de geenen die weigerden'. Aangepast is het reglement zeker, noodgedwongen; daarvan zijn hierboven voor beelden gegeven. Er moeten dus tijdens de beraadslagingen gildeleden geweest zijn die grondiger wilden herzien, meer wilden schrappen en veranderen. Wat dan wel Alles wat op het katholicisme betrekking had Duidelijk legt de voorrede nadruk op de continuiteit. De voorgaande 'privilegiën' konden hernieuwd van kracht zijn, verbetering was van ondergeschikte betekenis (17). De vraag is, of de gelijktijdige historie van de 's-Gravenpolderse kamer De Vio lieren iets ten aanzien van de Kapelse gebeurtenissen kan verhelderen. Deze moest in 1596 heropgericht worden, 'overmijts datse ganschelick ende geheel onder de voet ende te ruijne geraeckt was deur den troubelen tiden verdonckert'. In oude tijden 'namentlick voor den troubelen' was de Konste van Retoriek er in hoge ere geweest, die echter 'nu Godt betert deur den voorgaanden troebelen gantsch ende geheelijck onder de voet en ten ruijwijne geraeckt is geweest, niet alleenne- lick in deze prochij maar in meer omliggende prochijen, daarse aireede wederom- me heerlick werden opgeregt ende gebruijekt tot leerijnge en stigtinge van goede manieren'. (18) Allicht denkt men bij 'omliggende prochijen' aan Kapelle en haar Wijngaerdranc- ke, - met het resultaat dat ook het verschil aan de dag treedt. Een crisis, als die, waarin De Violieren ten onder ging, heeft hier niet bestaan. Moeilijkheden als de 's-Gravenpolderse wijzen op geloofstegenstellingen binnen het gilde; de Kapelse kamer, uitgesproken praktizerend katholiek, heeft blijkbaar weinig of geen leden geteld die de hervorming waren toegedaan. Wanneer er geen protestanten waren, dan, onder de druk van de omstandigheden, kennelijk wel: neutralisten. In De Wijngaerdrancke ging de strijd waarschijnlijk tussen degenen, die het uitgesproken katholiek karakter van het gilde wilden handhaven, en de pleiters voor een neu trale kamer. Neutraliteit kan voor deelneming aan het rederijkersleven noodzake lijk of wenselijk zijn geweest. En juist in de jaren negentig komt de Zeeuwse rederijkerij weer op gang. (19). In 1595 heeftin de Wijngaerdrancke een discussie plaatsgevonden, die tot een principiële beslissing leidde: 'de geenen die weigerden' (overstag te gaan) hadden de overhand, het gilde bleef 'in de voorige privilegiën, in de behoorlijke Eendragt ende figuur'. Met andere woorden: met de katholieke traditie werd niet gebroken, de kamer bleef een katholieke kamer. Dit althans lijkt mij de meest plausibele lezing van een kryptische tekst. Dat veel kamers zich in deze jaren neutraal opstelden is wel zeker; van de in 1594 heropgerichte Roode Lelie te Brouwershaven werd dit door de overheid ook geëist. (20) Na 1578 mag men een periode van stagnatie voor het gilde aannemen; een 'ruij wijne' van 's-Gravenpolderse omvang heeft Kapelle niet gekend. De Wijngaerd rancke is nooit heropgericht; de voorrede zwijgt over malaise en verval. Jan Jost Fijnland, Marinus Jacobs Steen en Marinus Ewouds Tekenburg handelen niet in een bijzondere situatie, wanneer zij in 1595 de herziene bepalingen statueren en accorderen 'in de gemeene wijze der tegenwoordigheid'. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 43