Adam weer naar buiten en op weg naar Goes. Daar weer aangekomen ging hij in de meestoot een poosje liggen uitblazen. In de vroege ochtend hielp hij enkele ar beiders om 'mee' te laden. Verder had hij samen met Jobken, Schaefken en Jan Verhille het plan gemaakt om een alleenwonende vrouw, in een buurtschap onder Kloetinge te gaan kneve len. Om een of andere reden ging dit plan niet door. Wel was hij met genoemde Jobken en Schaefken in de zomer van 1567 bij Oudelande een overval wezen ple gen op een boerenwoning, waarin een vrouw, een meisje en een jong knechtje woonden. Met behulp van een boomstronk liepen zij tegen de zuiddeur van het huis. Een maal binnen werd er direkt een doek in de mond van de vrouw geduwd. Daarna werden zij en beide kinderen aan handen en voeten gebonden. Onder bedreiging de vrouw de hals af te steken eisten zij het geld. De vrouw die in eerste instantie weigerde wat te zeggen werd hard aangepakt. Zij kreeg een snee over haar arm. Zij wees toen de bandieten het wandkastje. Dit werd opengebroken en enkele koningsdaalders en twee gouden kronen werden in de zak gestoken. Ze doorzoch ten vervolgens de gehele woning en gingen daarna op hun gemak een portie koud vlees zitten eten. Na nog enkele bedreigingen te hebben geuit gingen zij er van door. Het aandeel van Adam was ditmaal zeven karolusgulden. Niet alleen in Zuid-Beveland was Adam actief geweest. Ook Vlaanderen had ken nis met hem gemaakt. In Willemskerke werd een vrouwenrok gestolen en in Zaamslag werd een bezoek gebracht aan een bleekveld. Hier werden twee mans- en een vrouwenhemd, twee slaaplakens en een kussensloop weggepakt. De op brengst van deze diefstal werd in een drinkgelag er door gejaagd. In Triniteit werd een vrouwenrok ontvreemd. Tenslotte werd in Vriendijck in Vlaanderen een boer overvallen en uitgeschud. De buit bedroeg vier konings daalders. Op Tholen werd St.Maartensdijk aangedaan. Daar werden vlak buiten de stad een vijftal hemden uit een tuin gestolen. Adam sloot zijn bekentenissen af met twee diefstallen die hij bij zijn meesters had gepleegd. Eerst in Gent, waar hij voor zijn baas twee stoop wijn moest halen. In plaats van te betalen stak hij het geld in eigen zak. In Middelburg woonde hij bij zijn baas in huis. Daar verdween hij met een gouden kroon, die hij uit een 'tresoorken' had gehaald. Deze gouden kroon werd besteed aan een goede maaltijd, rijkelijk overgoten met drank. Het is niet verwonderlijk dat na het aanhoren van deze straflijst de vierschaar geen enkele moeite had met het uitspreken van de doodstraf. Op 12 april 1568 werd Adam Crijnss. buiten de stad gebracht naar het schor bij de haven. Hier werd hij aan een paal geworgd en daarna werd zijn lijk verbrand, 'anderen ten exempel' zoals in het vonnis staat neergeschreven. Bronnen: Rechterlijk archief Goes: Inv. Lasonder 1572 fol. 60r., 63r. en 321r. Rekeningen Fruin Inv. no 552 fol. 14v. - 15r. en 38v. - 41v. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 35