8. Goes - c. 1660 - Visperk en kaden Foto: Chr. Dekker Uit het materiaal en de afwijkingen daarin, blijkt dat het blinde deel tegelijk met het doorbroken deel werd gebouwd. Dat stuk moet dus een zijmuur geweest zijn, de voordeur en de vensters zullen zich aan de Kadezijde bevonden hebben. De 3e bouwlaag (2e verdieping) is in de 18e eeuw op de bestaande woning gezet. Boven de 2e bouwlaag begon vroeger dus het dak, waarvan de nok noord-zuid georiën teerd was. Dit is binnenshuis nog af te lezen aan de richting waarin de moer- en kinderbalkjes van de plafonds zijn geplaatst. De gebruikelijke vorm voor het dak in die tijd is het zadeldak. Waarschijnlijk was dit niet met stro maar met gebakken pannen of tegels gedekt. Dit verminderde de kans op brand aanzienlijk. Dit type dak treffen we nog aan bij de meeste huizen aan de Goese Kaden (De drie Konin gen, het Gothische huis). De enige opening in dit muurvlak wordt gevormd door een schuin oplopend kel derluik. Dit luik voert naar de kelder, die oorspronkelijk alleen vanaf de straat toegankelijk was. Vanaf de straat daalt men af via een gemetselde trap van 9 tre den naar de 2,25 m. lager gelegen vloer. De overkluizing is door middel van een tongewelf. Omstreeks 1400 komt de overwelfde kelder bij het stadshuis steeds meer voor. (7). Gewoonlijk werden dergelijke kelders als pakkelder gebruikt. Zeker bij huizen gelegen aan de haven zal daaraan behoefte zijn geweest. Een kel der, die alleen te betreden was vanaf de straat, bood het voordeel dat men deze ruimte apart kon verhuren. Het schuinstaande kelderluik vindt men vooral veel in Zeeland. Het zorgt ervoor dat de voetganger niet plotseling vanaf de stoep in het diepe keldergat valt. Sinds de Middeleeuwen treft men inderdaad verboden aan 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 124