Fig. 5. Voormalige grillige verkaveling bij Biggekerke (Walcheren), opgenomen bij laag tij tijdens de oorlogsinundatie. De egaal lichtgrijze stroken waren destijds bouwland op kreek ruggen; de bontgrijze tinten zijn de 'hollebollige' graslanden. Foto RAF, 18 januari 1946. (De Meij, 1963). De luchtfoto (fig. 5) geeft een overzicht van een volgens het bloksysteem gemoerd gebied. Bij het slechts plaatselijk toegepaste sleuvensysteem ontstonden lange gaten van ca. 3 m breed, eveneens gescheiden door een zetwal. Deze methode is op beperkte schaal toegepast in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen en op Zuid-Beveland (fig. 6). In de Ierseke en Kapelse moer op Zuid-Beveland werd met een smaller en zeer ondiep sleuvensysteem gewerkt (Van der Meer, Ovaa en De Buck, 1952). Waar schijnlijk waren de mogelijkheden door de grote natheid hier beperkt. Op vele plaatsen kon nauwelijks enig systeem in de uitvoering worden ontdekt. De nog sporadisch voorkomende niet-geëgaliseerde terreinen vertonen hier een onsamenhangend geheel van hoogten en laagten. In profielwanden vindt men wil lekeurig overgebleven brokken veen naast uitgemoerde delen. In bepaalde geval len kan uitgraving van de zetwallen van een vroegere exploitatie hebben plaats gehad. 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 106