gevonden, inscripties zijn aangetroffen die wijzen op schenkingen van zouthande laren. Dit doet de vraag rijzen, in hoeverre er communicatie is geweest tussen de zouthandelaren en zoutfabrikanten in dit gebied, de 'negotiator salarius' en de 'salinatores'. Het initiatief van de abdijen Na de activiteiten uit de Romeinse tijd volgt de reeds genoemde veenexploitatie in de 8e eeuw door de abdijen. Over de vorm en omvang ervan is weinig bekend. Ze kan worden gezien als een eerste aanzet tot een uitgebreid bedrijf. Het moeren binnendijks Wat betreft de moernering vanaf omstreeks de bedijking (ca.1100) zijn we wat beter ingelicht. Om het veen te bereiken, diende de kleilaag verwijderd te worden om de darink- vloer bloot te leggen. De daarbij gegraven putten waren door de geringe doorla- tendheid van de klei en het veen veelal gemakkelijk droog te houden en konden geheel worden uitgemoerd. Alleen het onderste laagje van 10 a 20 cm kleiig riet veen bleef onbruikbaar achter. Soms werd zeer onvolledig gemoerd, mogelijk als gevolg van wateroverlast of inferieure kwaliteit van de darink door een te hoog slib- of een te laag zoutgehalte. Bij het moeren is men volgens verschillende systemen te werk gegaan. Bij het bloksysteem werden op het terrein stukken grond uitgezet met een lengte van ongeveer het dubbele van de breedte. Tussen de blokken bleef een strookje veen staan als waterkering of scheiding van de naastliggende put en als zetwal voor het uitgeschoten veen. De grootte van de blokken varieerde nogal: die uit de 16e eeuw, van 12 x 5 m, behoorden tot de kleine. Om een blok darink te mo gen slaan waren toen toestemming van en cijns aan het waterschapsbestuur nodig 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1977 | | pagina 105