De indeling van de landbouwschuur is in grote trekken zo, dat de men
deuren toegang geven tot de zgn. dors of deel, waar de wagens met
gemaaid graan (eertijds) of ook bonen, erwten, stro en hooi werden
binnengereden, welke voeren tot aan het dorsen, gebruik in de stal-
periode, enz. op de tas werden opgeslagen.
De stallen bevinden zich aan de achterste lange zijde van de schuur,
met afzonderlijke ruimten voor paarden, melkvee en jongvee.
De gebinten in de schuren, die het geheel verstevigen en de ondersteu
ning van het dak verzekeren tonen wel verschillen aan. De indeling be
paalt mede de constructie, en in de meeste gevallen liggen - zoals we
gezien hebben - de stallen aan één van de lange zijden. In dat geval r
vormen de stijlen die, gemeten vanaf de mendeurzijde, op ongeveer z/3
van de schuurbreedte staan, een zogenaamde binnenstijlruimteNaast
de delen (dorsvloeren) liggen dan de tasruimten, terwijl ook boven de
stallen voorraden hooi etc. worden opgeslagen.
De ondersteuning van het dak bestaat bij de aangegeven constructie uit
spanten met zgn. trekbalken. Er zijn, afhankelijk van grootte, gebruik
en ouderdom der schuren, wel verschillen waarneembaar wat indeling
en kapconstructie betreft.
Het woonhuis
Hierin onderscheiden we twee groepen, namelijk woningen, welke tegen
de landbouwschuur zijn aangebouwd en die, welke op korte afstand daar
van zijn opgetrokken.
Hoewel dat wel beweerd wordt, gaat het niet altijd op, dat de oudste
woonhuizen één geheel met de schuur zouden vormen en de wat jongere
(b.v. die uit de 18e eeuw en wat later) als regel los daarvan zouden
staan. Dit laatste dan omdat men inzag, dat daarbij brandgevaar gerin
ger was, b.v. wanneer de schuur eens in vlammen zou opgaan, hetgeen
door blikseminslag of ongevallen (vooral vóór electriciteit werd toege
past) nogal eens voorkwam en wat het eerste betreft nog tot de moge
lijkheden behoort.
De indeling van de woningen, die als regel een rechthoekig grondvlak
hebben, geeft nogal wat variatie te zien, ofschoon bepaalde elementen
vrijwel overal voorkomen.
In de lange gevel vindt men als regel de voordeur, waarachter een soms
zeer brede gang doorloopt naar de achtergevel en achterdeur. Aan de
voorgevel liggen dan links en rechts van de gang de twee grote kamers,
die aan de binnenwaartse lange zijde begrensd worden door bedsteden en
kasten. Via de gang of door een deur in één der kamers bereikt men de
aan de achterzijde liggende keuken met aan de overzijde van de gang de
zoldertrap, de toegang tot de opkamer en de trap naar de kelder.
Er komen op deze indeling diverse variaties voor, waarvan de voor
naamste is, dat de ingangsdeur in de zijgevel is aangebracht. Dat kan
69