poosje raakte Jacop uitgeput en zag Jan de kans schoon om de broek zakken van de dronken man te doorzoeken. Een beurs van 31 stuivers was de buit die hij heimelijk in de nacht naar huis droeg. Het bleek van Jan Marinuszoon zijn specialiteit te zijn om dronken man nen te bestelen. Ook op het eiland Wolfaartsdijk, en wel in de parochie Sabbinge, vond hij op zekere avond - tegen de muur van de kerk - een dronken man, omdat deze waarschijnlijk geen geld meer op zak had, gaf Jan hem een steek met zijn dolk en liet hem verder aan zijn lot over.De voorlaatste misdaad die hij bekende vond plaats op het schor vlak bij Wemeldinge en wel in de Paasweek van 1546. Al zwervende trof hij daar een man en een vrouw, die hem vroegen een en ander voor hen te dra gen. Jan vond dit best en kreeg een degen en een korf. Bij de gezamen lijke terugtocht naar de vaste wal bleef Jan steeds verder achter, om vervolgens zich heimelijk uit de voeten te maken. Aan wal gekomen ver borg hij zich een tijdje tussen de struiken totdat de kust veilig was. Op zijn gemak doorzocht hij de korf, veel was het niet. Een pakje garen, een paar pantoffels en een klein schapenkaasje. Het garen verkocht hij in Kapelle aan Heijndrick Tomaszoon voor een bedrag van 10 groten. In Goes was hij, de datum kon hij zich niet meer herinneren, terecht gekomen bij de "Zevenster". Hier lag Neelken, de knecht van een met selaar, diep in slaap. Hier was het nu eens geen beurs met geld maar een eenvoudige bonnet die van het hoofd van de slapende was gegleden die van eigenaar wisselde. De verkoop van de bonnet leverde Jan zes stuivers op. Op 11 september werd vonnis gewezen. De vierschaar vond het totaal aan vergrijpen zo zwaar dat zij Jan Marinuszoon tot de dood veroor deelden. Het vonnis moest op donderdag 15 september, direct na zons opgang voltrokken worden "ende dat hij gebracht zal worden bij den scherprechter alhier voir 't stadhuys, aldaer, zijn hooft geslagen zal worden van zijnen lichame ende dair niet af scheyden voir dat hij ge- commen zal wesen van levenden lijve ter doodt" Als enige troost kreeg Jan de toezegging dat hij niet op de schor buiten ie haven, maar vanwege zijn poorterschap van Goes, op het kerkhof begraven zou worden. Bron: Rechterlijk Archief Goes, Inv.Lasonder no. 1571 fol.30 en 105- 105v. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1976 | | pagina 65