Marinus Germaenszoon en zijn vrouw Mayken Adriaensdochter. Hij werd op 25 februari 1547 poorter van Goes en als timmerman werd hij lid van het timmerliedengilde. Tot en met 1561 komt hij voor in de ledenlijsten van dit gilde. Hij huwde kort na 1547 met een Goes meisje, Mayken Adriaens. Het proces tegen hem en zijn vrouw is vrij ingewikkeld. Op 3 februari 1561 beschuldigde de baljuw hen van ketterij. De dag daarna werden zij gearresteerd en in de gevangenis opgesloten. Hun goederen werden ge ïnventariseerd. Reeds op 8 februari werd Mayken in het bijzijn van de burgemeester en schepenen door de baljuw ondervraagd. Naar aanlei ding van deze ondervraging werd besloten Mayken door de bisschop van Middelburg nader te laten ondervragen. Dit vond plaats op de eerste maart. Zij werd daarvoor naar Middelburg gebracht. In de nacht hier na ontsnapte zij met behulp van haar man uit de gevangenis van Goes. Merkwaardig genoeg bleef haar man in de gevangenis achter. De baljuw daagde haar in op de vierde maart. Toen dit geen effect had werd als vonnis tegen haar geveld: eeuwige verbanning uit Goes. Haar goederen werden in beslag genomen. Door Marinus werden nu twee procureurs aangewezen. Het waren Jan Matheeussoon en Jasper Pietersoon. Zij verzochten de rechtbank schriftelijk om Marinus Germaenss. uit de gevangenis te ontslaan op voorwaarde dat hij niet uit de stad zou vertrekken. Op 10 maart werd Marinus inderdaad uit de gevangenis ontslagen. Voor de rechtbank moest hij onder eede beloven dat hij de stad als zijn gevangenis zou be schouwen en onmiddellijk voor de vierschaar zou komen als hem daar van bericht werd gedaan. Dit besluit werd op 23 en 28 maart daarna herhaald. De laatste maart verzocht Marinus om toestemming zijn beroep weer vrij te mogen uitoefenen en indien nodig op reis te mogen gaan. 2 April werd dit verzoek ingewilligd. Hij mocht zakenreizen buiten Goes maken, maar moest wel beloven dat hij minstens nog een jaar in Goes zou blij ven wonen. Ook werd tijdens deze rechtszitting ten aanzien van zijn vrouw bepaald, dat haar goederen - dit was de helft van het totale bezit van het echtpaar - in het openbaar zouden worden verkocht. In afwach ting hiervan verzocht de baljuw om Marinus als borg voor zijn vrouw te laten optreden. Daarna werd het even rustig rond dit echtpaar. Op 17 februari 1562 echter kwam Marinus bij de notaris Cornelis Jans- soon Mels om notarieel een certificaat van goed gedrag te laten vast leggen. Door Jan Jacobszoon, kuiper, oud ongeveer 34 jaar, Jan Hu- berechtszoon, volder, oud ongeveer 32 jaar, en Gheert Aertszoon, oud ongeveer 33 jaar, alle drie inwonende poorters van Goes werden getui genissen afgelegd. Zij verklaarden dat zij Marinus Germaenss. kennen als een eerlijk en vredelievend persoon, niet oproerig en een goed ge lovig lid van de heilige kerk. Deze akte kon de baljuw niet van zijn on schuld overtuigen. Hij bleef verdacht van ketterij. Tegen het einde van dit jaar verliet Marinus de stad voorgoed. Hij liet huis en goederen 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1976 | | pagina 27