bescheen nog flaauw de boorden van Kamper- en Noord-Beveland.
Het water was stil en slechts een zoele zephir rimpelde deszelfs
oppervlakte en stoeide in de zeilen van eenige voorbijgaande sche
pen. Aan de overzij gekomen namen wij een rijtuig en reden met
goede paarden over een straatweg tot aan de poort van Middelburg.
18) De tollen, 10 in getal tussen Middelburg en Tholen werden inge
voerd naarmate de bestrating op de weg vorderde.
li Van deze 100.000, werd slechts 5.651, besteed als gedeel
te van de aannemingssom voor het leggen van een nog te noemen
aarden baan door de Yerseken Moer, de rest werd besteed aan de
grote weg der le klasse nr. 10 in Zeeuwsch-Vlaanderen.
20) Notulen bijlagen 1824 blz. 34, 1825 blz. 54 en 1826 blz. 34.
21) Een moeilijkheid was wel, dat op geheel Zuid-Beveland behalve de
vier kantonniers slechts één straatmaker aanwezig was, die des
zomers veel werk had, vooral voor het Middel van straten en we
gen.
De kantonniers hadden gedurende het leggen der vernieuwingen, dat
altoos des zomers geschiedde, echter tijd genoeg om de vierkante
ellen vernieuwing te leggen. De aannemer werd daarom toegestaan
de kantonniers (die 5, 50 per week verdienden) voor het straatwerk
te werk te stellen onder voorwaarde, dat gedurende die tijd in hun
plaats geschikte personen, de policie op de weg uitoefenden.
2: De tellingen werden verricht in verband met de slijtage van de weg
door het verkeer. In verband daarmede werd de verkeerscoëfficiënt
bepaald als het aantal "lichte wagens" vermeerderd met 2 x dat van
motorrijtuigen en 2 x dat van zware wagens en ten slotte V4 x dat
van hondenkarren, handwagens enz.
Motorrijtuigen kwamen in Zeeland toen nog vrijwel niet voor, in elk
geval passeerden minder dan 20 motorrijtuigen per dag. Ter verge
lijking diene, dat het grootste aantal (88) motorrijtuigen werd ge
teld bij de brug aan het einde van het Haagse Bos.
2 Met deze kwalificatie was het de enige langere rijkskeiweg die nog
aan billijke eisen voldeed, goede waren er niet.
2 De minister van Waterstaat schreef zijn ambtgenoot van Financiën,
dat een kruinsbreedte van 10 m meer in overeenstemming was met
de eisen te stellen aan een verkeersweg tussen twee provinciën en
dat de omstandigheid, dat de aansluitende wegen die breedte ook niet
hadden, waar de eisen van het verkeer toenamen, geen voldoende
reden mocht zijn om de nieuwe weg ook op onvoldoende breedte aan
111