NOTEN:
1) Aangenomen wordt, dat in de nadagen van de "cursus publicus",
de grote romeinse verkeersorganisatie, het woord post, losge
maakt uit de verbinding mutatio (wisselplaats) posita in (gelegen
in), de aanduiding van de stations langs de romeinse wegen, een
zelfstandig leven is begonnen. Na de ondergang van het Romeinse
rijk betekende reizen of verzenden per post, het gebruik maken
van de grote wegen met paarden, die regelmatig op bepaalde af
standen op de daarvoor bestemde plaatsen verwisseld werden.
Men onderscheidde de brievenposterijde wagenposterij (te ver
gelijken met ons openbaar vervoer) en de paardenposterij (parti
culier vervoer met gehuurde paarden en al of niet eigen rijtuig).
In Frankrijk waren de drie delen in één hand. In ons land niet. De
paardenposterij werd in ons land eerst ingevoerd met ingang van
1 mei 1810 onder drang van koning Lodewijk Napoleon, maar
bracht het niet tot bloei. De andere posten bestonden in ons land
naast elkaar en werden tot aan de 19e eeuw gekenmerkt door een
grote vrijheid en zelfstandigheid, al bestonden er ook regels, o.a.
dat het de wagenposterij in het algemeen verboden was brieven te
vervoeren. In dit artikel wordt onder post de brievenposterij be
doeld; in Zeeland waar men door de aard van het gebied meer nog
dan in Holland voor reizen was aangewezen op het schip, heeft de
wagenposterij nimmer een grote bloei gekend.
2) Deze postmeester van Steenbergen, Le Jeune, woonde in Bergen
op Zoom en heeft nimmer in Steenbergen gewoond. Dat de postn et
over Bergen op Zoom werd vervoerd komt, omdat de markies had
laten blijken voortaan krachtens zijn regaal over het postwezen te
willen beschikken, de gekozen postroute vermeed het markiezaa
daarom geheel (litt. 5).
3) De duur van het rit (dit woord was destijds onzijdig) van Walcheren
naar de Moerdijk was 32 uren, nodig waren 12 paarden en 5 pos
tiljons.
4) Bijlage G van de memorie van Commissarissen der Bataafse Pos
terijen aan het Staatsbewind van 1 december 1804, litt. 2.
5) 1 el 1 m, 1 palm 1 dm, 1 duim 1 cm.
6) Bij resolutie van 25 maart 1649 verleenden de Staten van Zeeland
aan de ambachtsheren vergunning een belasting te heffen van 4
groten per bunder land voor het aanleggen van straat- en zandwe
gen. Een daarvoor ingestelde commissie, het Middelwa
het uitvoerend orgaan.
108