band met het slechte werkseizoen het werkvolk ontslagen en een aantal zonder betaling gelaten, hetgeen moeilijkheden gaf in Yerseke en Ka- pelle, terwijl gevaar dreigde voor het gehele oosten van het eiland.Het werkvolk moest daarom toen aan voedsel worden geholpen. DE POSTWEG IN DE TWEEDE HELFT VAN DE 19e EEUW De verhardingen werden geregeld onderhouden. Uit het voorstel voor het onderhoudsbestek voor de jaren 1859 t/m 1861 blijkt, dat jaarlijks 1/30 van de klinkerwegen werd vernieuwd, hetgeen regel was voor middelmatig druk bezochte wegen. Verder werden geregeld stukken oude keiweg (breed 3 m) vervangen door een weg van klinker moppen breed 4 m (3,28 el klinkers tussen wederzijdse kantlagen (elk breed ongeveer 36 duim) van oude keien). Oorspronkelijk verving men blijk baar alleen tussen 's-Heer-Arendskerke en Goes, maar na klachten uaarover werd sinds 1851 de helft van de vervangen lengte uitgevoerd ten westen van Goes en de andere helft ten oosten daarvan. De besturen van Kapelle, Kloetinge en Goes, echter altoos uitgaande an de veronderstelling, dat hun een onbillijkheid was aangedaan toen et Rijk in 1825 zich de keiweg tussen 's-Heer-Arendskerke en Kapelle roeger onder het beheer van het Middel van straten en wegen) toe- igende en op 's Rijkskosten de klinkerwegen van 's-Heer Arendskerke aar het Sloe en van Kapelle naar de Yersekendam legde, wendden zich 1852 tot de minister om in ééns de keiweg tussen Goes en Kapelle oor klinkers te doen vervangen. De minister kon "voor het tegenwoor dige" aan het verzoek geen gevolg geven, doch bij een herbesteding van bet onderhoud zou daarop zoveel mogelijk worden gelet. Jaren later was aen echter nog bezig 21). en belangrijke verbetering onderging de weg door aanleg van de reeds genoemde straatweg op de ten behoeve van de spoorlijn naar Vlissingen in 1871 aangelegde dam door het Sloe. Zoals het veer van het Groot Sloe reeds eerder was ondergaan door aanslibbing van het vaarwater, zo wa- en de moeilijkheden met het postveer over het Sloe reden deze weg werhardingsbreedte 5 m aan te leggen. De weg werd aan de westzijde t angesloten op een reeds bestaande polderweg en aan de oostzijde op de zeedijk van de inmiddels (1856) ingedijkte Jacobpolder. VERVALLEN VAN HET BELANG VAN DE WEG VOOR DE POST Overigens was de aanleg van de spoorlijn reden, dat de weg zijn oor spronkelijke reden van bestaan, n.l. als postweg verloor, in het vervolg werd de post verzonden per spoor. De opening van de zeeuwse spoorlijn in 1868 tot Goes en de daaraan nog oorafgaande, door particulieren opgerichte stoombootdienst op de Oos- 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1976 | | pagina 101