het is ooc wel te gelooven dat het geruchte daervan sal voortloopendoor alle de geünieerde Provintien. Om dan een yder nae waerheyd te be richten, soo sal het niet onnoodich wezen wat breeder te handelen, en hoe sich alles heeft toegedragen nae waerheyt te ontdekken". De schrijver zegt dan, dat er op dinsdag 29 juli (1636) een vreemde man gesignaleerd was in het huis van een weduwe op de markt: "sijnde een der principaelste Romanisten". Nader wordt verduidelijk, dat het was: "ten huyse van eenen Jan Synoutskercke c. s. woonende aldaer in de Kerkstrate". Verder op wordt in het stuk vermeld, dat de vreemde ling het eerst gezien was ten huize van deze Jan Synoutskercke. We weten dat Jan Synoutskercke Rooms-Katholiek was; hij was in novem ber 1635 samen met een 35 tal anderen veroordeeld, omdat hij aanwe zig was geweest op een bijeenkomst van de "Roomsche religie gepre tendeerde catholicken", welke handelwijze in strijd was met de plakkaten van de Staten van Zeeland. (9) De vreemde man was gekleed: in swarte gevoech op zijn Vlaamsche met eenen langen hoet, hangen de mouwen, een bousjette in den arm". Hij wandelde van de Marktnaar de kaai. Predikant Esdras Vlasman uit Yerseke stond, - al of niet toevallig - op de markt toen de vreemdeling passeerde en ging hem achterna. Het is niet duidelijk of de predikant op de uitkijk stond. Uit het verdere verloop van het stuk zouden we dat wel mogen concluderen. In ieder geval was hij "in kennisse hyer van gekommen", dat er iemand was gesignaleerd die wel eens een paap (priester) zou kunnen zijn. (10) Het is niet duidelijk waarom deze predikant, die in Yerseke zijn stand plaats had, in Goes op onderzoek uit ging. Dat hij veel in Goes kwam zullen we later zien. Nadat Esdras Vlasman de man had ingehaald, vroeg hij hem waar hij naar toe wilde gaan, waarop de vreemdeling antwoordde: naar het ha venhoofd om vandaar verder te reizen. Op de vraag van Vlasman of hij misschien een paap was, kreeg hij een ontkennend antwoord; hij zei, dat hij griffier was van Leswegen (Lissewege) in Vlaanderen. Intussen had zich een sergeant Jaecq van de compagnie Prince zich bij het twee tal gevoegd. De predikant verzocht de sergeant de vreemde man gevan gen te nemen, daar hij sterk de indruk had met een paap te doen te hebben. Er zou een goed daggeld aan te verdienen zijn door hem aan te brengen volgens de dominee. De sergeant stemde toe. De vreemdeling, die wat vooruit gelopen was, werd ingehaald en nogmaals ondervraagd door de predikant, waarbij de vermeende paap een wedervraag stelde in het latijn, met wat voor gezag hij hem durfde te ondervragen. De predikant antwoordde eveneens in het latijn, dat hij wel degelijk gezag had dit te doen. Daarop bekende de vreemde man, dat hij inderdaad een paap was. Hij was afkomstig uit het franciscaner-recollectenklooster uit Brugge. De monnik meende, dat het nu wel genoeg was en dat hij verder kon gaan, "nu hij soo eene opene biecht hadde gesproken, dat hij daermede sijn absolutie ooc hadde gecregen". Maar hij werd door het tweetal 122

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1975 | | pagina 124