Over witte dagvlinders Tuinvogels 17 Jongstleden 16 en 17 januari vond voor de 13e maal de Nationale tuinvogeltelling plaats, waar ook velen in onze streek aan meegedaan hebben. Op de Internetsite van de tuinvogeltelling kunt u precies zien welke soorten bij u in de buurt waargenomen zijn. In onderstaand lijstje ziet u welke soorten in onze provincie het meest waargenomen zijn. Veel erg leesbare informatie vindt u op: www.tuinvogeltelling.nl Wanneer we een witte dagvlinder zien vliegen, denken we al gauw dat het wel een koolwitje zal zijn. Maar er zijn meer witte vlinders. Zo zijn er hier al twee soorten koolwitje: het groot koolwitje en het klein koolwitje. Daarnaast zijn er ook nog het klein geaderd witje en het oranjetipje. Dit verhaaltje gaat over de laatste soort. Het oranjetipje, een voorjaarssoort Het oranjetipje heeft zijn naam te danken aan de oranje vleugelpunten. Dit is echter alleen bij mannetjes het geval. Vrouwtjes hebben daarentegen grijze vleugelpunten. De onderkant van de achtervleugels is getekend met donkere vlekken. Hiermee zijn ze goed te onderscheiden van andere witjes. Het oranjetipje heeft één generatie per jaar. De vlinder vliegt van half april tot begin juni. Deze vlinder legt bij voorkeur de eitjes op pinksterbloem en look-zonder- look, maar ook op damastbloem en judas penning. Ze beperken zich vaak tot één eitje per stengel. Wanneer er meer eitjes op dezelfde stengel zijn afgezet, vreet het eerst uitgekomen rupsje deze eitjes op, een methode om voldoende voedsel over te houden. De rupsen zijn te zien van half mei tot eind juni en dan verpoppen zij zich. In het voorjaar verschijnen de vlinders weer. De vlinder wordt in een groot deel van West Zeeuws-Vlaanderen gezien, maar is bepaald niet talrijk. Om wat meer inzicht te krijgen zou ik willen vragen waarnemingen van deze vlinder door te sturen naar mijn e-mailadres: Anna.Almekinders@net.hcc.nl 1. huismus 2. koolmees 3. kauw 4. merel 5. turkse tortel 6. pimpelemes 7. vink 8. roodborst 9. spreeuw 10. ekster In totaal werden er 41.575 tellingen inge stuurd door 53.187 mensen. Veel mensen tellen samen de vogels in hun tuin, met partner of (klein)kinderen. Er zijn 118 tel lingen meer ingestuurd dan tijdens de Tuinvogeltelling van 2015. Vooraf hadden ruim 27.000 mensen zich ingeschreven. Bijna de helft van de deelnemers heeft al eens eerder meegedaan aan de Nationale Tuinvogeltelling Enkele andere saillante details: - De spreeuw staat niet langer in de top-10, terwijl hij in 2003 nog op plaats 3 stond. De daling is al lang aan de gang en gaat gestaag voort. Het aantal spreeuwen dat in ons land broedt is de afgelopen 20 jaar met 40% afgenomen. Men wijt de achteruitgang aan vermindering van oppervlakte van geschikt voedselgebied (vochtig grasland) en door intensivering van de landbouw en verstedelijking. - In sommige steden zijn er zoveel hals bandparkieten uit hun kooi ontsnapt, dat ze, zoals in Leiden, op nr. 1 staan. - Er zijn ruim twee keer zoveel kepen geteld als vorig jaar. Kepen overwinteren in lan den waar veel beukennootjes te vinden zijn. In Nederland is nu sprake van een goed mastjaar, een jaar waarin bomen veel vrucht dragen. Dus ook veel kepen. www.tuinvogeltelling.nl.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2016 | | pagina 17