Broedende Grote sterns
op de Hoge Platen
2
René Beijersbergen
Grote stern (Chiel Jacobusse).
De afgelopen jaren hebben nagenoeg
alle Grote sterns van Zeeland gebroed op
de Hoge Platen in de Westerschelde. Dat
doen ze al sinds 1987 en alleen in 2006
waren ze afwezig. Het aantal paren heeft
steeds sterk gefluctueerd, maar vooral
vanaf het jaar 2000. Tot dat jaar zagen we
steeds een opgaande lijn in het broedbe-
stand met een vrij constant broedsucces
en na dat jaar zien we het broedsucces en
het broedbestand sterk op en neer gaan.
Tussen 2000 en 2005 waren er ook jaren
dat er veel dode kuikens zijn gevonden en
veel predatie van grote meeuwen is opge
treden. De afgelopen driejaren bedraagt
het aantal broedparen iets meer dan 2000
en is het broedsucces 0.1-0.2 juveniel per
paar. Dat is erg weinig om het broedbe
stand duurzaam in stand te houden. Wat
is er aan de hand?
Rond de millenniumwisseling was de eerste
keer dat veel dode en stervende kuikens
zijn waargenomen. Een team van onderzoe
kers van RWS (Rijkswaterstaat) en HZL (Het
Zeeuwse Landschap) was al jaren gegevens
over gewichten en maten aan het verzame
len en we kwamen vrij snel tot de conclusie,
dat ondervoeding de doodsoorzaak was.
De sterns hadden te weinig eten of de
prooi kwam niet bij het kuiken aan. Dat kan
natuurlijk altijd een keer gebeuren. Helaas
kunnen we nu constateren dat het na 2000
vaker is voorgekomen. Het is gebleken dat
er al meer dan tien jaar structureel iets mis
is met de voedselbeschikbaarheid van de
Grote sterns in de Westerschelde. Ik besloot
hier wat dieper in te duiken en eerst maar
eens te zien wat de Grote sterns eten en
waar ze foerageren. Gelukkig is over het
voedsel van de Grote sterns al veel bekend.
Ze eten in hoofdzaak zandspiering en ha
ring, maar ook vislarven en ongewervelde
dieren. Ze maken voedselvluchten van wel
30-40 km, tot aan de kust voor Westkapelle.
Ga bij de Westkappelse zeewering in juni
vogels kijken en de kans is groot dat een
Grote stern met een flinke vis in de richting
van de Westerschelde voorbij vliegt. Dit we
tende zegt dat natuurlijk nog niet alles. Hoe
lang doen ze er over om een vis te vangen?
Hoeveel prooien heeft een kuiken per dag
nodig? Komen de prooien ook echt bij de
kuikens terecht? Vangen beide oudervo
gels genoeg prooien om elkaar tijdig af te
lossen? En om te beginnen: is de situatie in
de Westerschelde zo afwijkend van de situ
atie op andere broedplaatsen? Is het lage
broedsucces hier werkelijk zo afwijkend,
of is dat op meer plekken het geval? Er zijn
immers zo veel geluiden over opwarming
van het zeewater en het wegtrekken van
Atlantische vissoorten, dat het probleem
met onze sterns wel eens een Europees
probleem zou kunnen zijn. Allemaal vragen
die niet zo makkelijk zijn te beantwoorden.
Ik wil dus eerst de achtergrond wat breder
maken. Ik ga eens een kijkje nemen bij an
dere Europese broedplaatsen en met name
de voedselaanvoer eens onder de loep ne
men. Ik krijg in 2013 en 2014 de gelegenheid
om enkele dagen op Blakeney Point, Norfolk
waarnemingen te doen en besluit ook op
Texel en Platierd'Oye, Duinkerken volgens
dezelfde methode de aanvoer van prooivis te
analyseren. Dat worden dagenlange sessies
van vogels tellen en veel heen en weer reizen
tussen de verschillende broedplaatsen. Dat
levert veel gegevens op over ritmes in prooi-
aanvoer, frequenties onder verschillende
weersomstandigheden, getijritmes en prooi
grootte. Als ik deze input veralgemeniseer
en omreken per 1000 vogels/uur dan zien we
dat er globaal een correlatie is tussen voed
selaanvoer en jongenproductie. De dipjes in
de productie op de andere sites laten zich
verklaren door predatie van vossen en grote
meeuwen. Het hoge aantal voedselvluchten
op Blakeney Point laat zich verklaren doordat
de Grote sterns in 2014 veel korte voedsel
vluchten hebben gemaakt met kleine prooi.
Ze komen dus vaker langs de waarnemer
vliegen en worden vaker geteld.
Ik weet dus al iets meer. De prooiaanvoer
van de sterns op de Hoge Platen is het
laagste van de vier onderzochte kolonies en
klimaatverandering lijkt niet de hoofdoor
zaak. De zuidelijker gelegen broedplaats
op Platier d'Oye scoort immers een hogere
voedselaanvoer.
Ik vroeg me af, waarom er geen dode
kuikens worden gevonden als het uit-
vliegsucces en de voedselaanvoer zo laag
is. De kuikens verdwijnen simpelweg in het
niets en predatie is dan het eerste waar je
aan denkt. In het verleden hadden meer
dere onderzoekers al eens aangetoond dat
naarmate de voedselaanvoer lager is, de