Broedende roofvogels in Zeeuws-Vlaanderen In dit artikel geeft Henk Castelijns, de onbetwiste roofvogelkenner in Zeeland, ons een beeld van de in onze streken voorkomende roofvogels. De foto's zijn gemaakt door onze hoffotograaf John du Burck. Het aantal broedende roofvogels in Neder land bereikte in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een dieptepunt. Vanaf de zeventiende eeuw werden roofvogels beschouwd als schadelijk voor de jacht en daarom bestreden. Tot diep in de negen tiende eeuw stond op gedode roofvogels een premie. De roofvogelstand bleef daardoor kunstmatig laag. Door bescher mende maatregelen in de eerste helft van de twintigste eeuw, nam de roofvogelstand wat toe, maar tot diep in de jaren vijftig was vervolging nog gemeengoed. Wat jagers, duivenmelkers, stropers en andere roofvo gelhaters niet lukte, kreeg men in de jaren zestig bijna voor elkaar. Door grootschalige toepassing van chloorpesticiden legden roofvogels massaal het loodje. Sindsdien is er veel veranderd. De meest schadelijke pesticiden zijn verboden en iemand die zich aan roofvogelvervolging schuldig maakt, wordt tegenwoordig met de nek aangekeken. Daarom is het aantal broedende roofvogels in Nederland sinds de jaren zeventig sterk toegenomen. In het begin bleef Zeeland achter bij de rest van Nederland. De laatste jaren wordt deze achterstand in hoog tempo weggewerkt. Door voedselgebrek gaat het aantal roofvo gels op de zandgronden in het oosten van Nederland achteruit, terwijl in Zeeland nog steeds sprake is van toename. De voedsel situatie is gunstig: er zijn in Zeeland (nog) volop Konijnen, Hazen, Fazanten, duiven en kraaiachtigen. Bovendien kunnen de muizeneters terecht op akkers waar nog steeds 'muisvriendelijke' gewassen worden gekweekt, zoals tarwe, gerst, graszaad en vlas. Ook de vele dijken en kreekoevers, die als linten door het landschap gaan, dragen hieraan bij. Behalve voedsel kan nestgelegenheid voor roofvogels een beperkende factor zijn. Voor boombroedende roofvogels (alle in Zeeland broedende soorten behalve Bruine Kiekendief en Slechtvalk die resp. op de grond en op gebouwen broeden) is het gunstig dat de laatste vijftig jaar het areaal aan bos in Zeeland is verviervoudigd en bovendien het aantal lijnbeplantingen fors is toegenomen. In deze bijdrage beperk ik me verder tot de aantalsontwikkeling van de in Zeeuws- Vlaanderen broedende roofvogels met de nadruk op de periode vanaf 1995, het jaar waarin de Werkgroep Roofvogels Zeeland werd opgericht. Sindsdien wordt de roofvo gelstand nauwgezet gevolgd. De Wespendief heeft zich in 2013 (mogelijk 2012) als broedvogel in Zeeuws-Vlaanderen gevestigd. In 2013 werd bij Koewacht het eerste nest gevonden (Plasschaertbos). Ook in 2014 werd op deze locatie succesvol ge broed. Bovendien waren er toen geslaagde broedgevallen bij Westdorpe (Groene Knoop) en Heikant (Wildelanden). Ook bij Oostburg (De Ploate) was een paar aanwe zig, dat waarschijnlijk succesvol gebroed heeft. Vóór 2013 waren er slechts inciden tele gevallen bij Zandberg; in 1995 mogelijk en 1997 en 2007 zeker (uitgevlogen jongen gezien) en in 2012 mogelijk bij Clinge. Het aantal broedparen voor 2014 wordt geschat op 4 a 6. De Bruine Kiekendief broedt uitsluitend op de grond, bij voorkeur in een rietveld of daar qua structuur op gelijkende vege tatie. In Zeeuws-Vlaanderen ging het in 1995 om 110-115 paren, waarvan 13 paren in Saeftinghe. De soort was toen aan een formidabele opmars bezig: beginjaren zeventig ging het om minder dan vijf paren. De toename zette door tot 2002 toen het om 140-150 paren ging, waarvan 22-25 paren in Saeftinghe. Daarna nam het aantal broedparen binnendijks af, terwijl in het buitendijkse Saeftinghe het aantal nog toenam tot 36 paren in 2007. Maar ook daar is de populatie inmiddels gedaald: 13 paren in 2014. Sinds 2004 is binnendijks het aantal vrijwel stabiel. In 2014 ging het om 75-85 paren. De afname binnendijks is een gevolg van predatie door de Zwarte Kraai (tijdens ei- en kleine jongenfase) en de Vos (gehele broedperiode). In het buitendijkse Saefting he hebben Vossen de afname veroorzaakt. Zwarte Kraaien spelen daar geen rol door gebrek aan uitkijkpunten. Zwarte Kraaien sporen kiekendiefnesten op door de ouders in de gaten te houden als ze op het nest landen. Dat gaat beter zittend vanuit een boom dan vliegend of vanaf de grond. Zo dra de ouders van het nest zijn en niet goed opletten, grijpen ze hun kans. Mislukkingen in binnendijkse rietvelden hebben ertoe geleid dat Bruine Kiekendieven op akkers zijn gaan broeden, vooral in graanvelden en soms in graszaad of maaigras. Als ze dat doen, kiezen ze bijna altijd voor een akker in een kale omgeving. Dat zet Zwarte Kraaien op achterstand, terwijl Vossen akkers mijden omdat ze er weinig eetbaars verwachten. Zeeuws-Vlaanderen is het laatste deel van Nederland dat door de Havik als broedge bied werd bezet: zelfs alle Waddeneilan den gingen Zeeuws-Vlaanderen voor! De kolonisatie van Zeeland door de Havik vond plaats vanuit het noorden via de duinen en in het oosten vanaf de Brabantse Wal en niet vanuit Vlaanderen. Dit is de reden dat het zo lang duurde, voordat de Havik zich in Zeeuws-Vlaanderen vestigde. Het eerste broedgeval vond plaats in 2011 (mislukt

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2015 | | pagina 14