De knuppel in het hoenderhok. Een gemiste kans Tf Jaap Poortvliet en Herman van de Voorde ten dat al die nieuwe natuur ook nog met mekaar verbonden is door de onvermijde lijke populierenrijen. Zeker, er zijn nog open delen maar ze worden steeds schaarser. Onderstaand artikel, gepubliceerd in de zomereditie 2010 van De Steltkluut, is ons uit het hart gegrepen. Franklin Tombeur, een erkend vogelaar van net over de grens schrijft over de veranderingen van het landschap in Oost Zeeuws- Vlaanderen. Soortgelijke veranderingen vinden ook plaats in het West Zeeuws- vlaamse landschap. Met toestemming van de auteur wordt dit artikel geplaatst in 't Duumpje. De situatie in West Zeeuws-Vlaanderen zullen we hierna met enkele voorbeelden illustreren. Franklin L.L. Tombeur Verdichting Als je bijna 50 jaar in Oost-Zeeuws- Vlaanderen rondtoert om vogeltjes te kijken, en de natuur en het landschap te beleven dan merk je toch heel wat veranderingen. Veranderingen die er komen ten gevolge van gewijzigde visies met de daaraan gekoppelde ingrepen. Visies op verkeer, landbouw, ruimtelijke ordening, recreatie, etc. Visies en ingrepen die soms indruisen tegen je eigen visie op dat soort dingen. Je hoeft je niet bij alles neer te leggen. Dit stukje schrijf ik niet vanuit nostalgische bedenkingen maar vanuit een opvatting over het landschap in sommige delen van Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Nadat er de afgelopen decennia heel wat "oorspronkelijke" natuur is verdwenen (kre ken, natte delen, sloten, moerassen, etc} ten gevolge van menselijk ingrijpen, wordt er nu opnieuw ingegrepen om natuur te herstellen of nieuwe natuur te ontwikkelen. Wat we kwijt raakten willen we terug! De meeste lezers zullen onderhand al wel ver trouwd zijn met dit jargon. Dat ingrijpen is trouwens zichtbaar in het landschap, al blijft het al met al nog heel bescheiden. In grote lijnen komt dat herstel of creëren er op neer dat oude beddingen weer wor den bloot gelegd, plasjes worden gegraven, en struiken en bomen worden geplant. Er wordt teruggegeven aan de natuur zoals dat heet. De configuratie water en groen, dat laatste vaak als schermgroen of "schaamgroen" lijkt een soort basispak ket uit te maken. Een soort toverformule. Daarbovenop komen dan paadjes, bankjes, bordjes, gluurmuren en dies meer, al naar gelang allerlei parameters die enkel voor interne beslissers duidelijk zijn. Je komt het overal tegen van de Margare- thapolder onder de Westerscheldedijk tot Onbegrijpelijk is dan ook dat er projecten lopen voor akkervogels - de open-land- schap-soorten par excellance van Zeeuws- Vlaanderen - terwijl aan de andere zijde men het landschap blijft verdichten. Floe heet dat soort aanpak nu ook weer Water naar In het najaar van 2009 zijn de populieren geveld langs de Middenweg in de grote Canisvlietbinnenpolder. Nu de bomen er het Peereboomsgat bij Koewacht en van het Eiland van Meijer tot de Putting. Niet weg te branden uit deze aanpak is het aanplanten van bomen en struiken bij de inrichting van deze gebieden. Dat heet dan "aankleding van het landschap". Daaruit moet ik aflei den dat een landschap zonder bomen niet volledig is, niet is zoals het hoort te zijn. De redenering waarom landschappen moe ten worden aangekleed is mij niet geheel duidelijk/Wel is duidelijk dat stilaan gans Oost-Zeeuws-Vlaanderen met deze aanpak begiftigd raakt. Bijna overal kom je ze nu tegen; de stukjes "Engels landschapspark", d.w.z. water, bosjes, slingerende paadjes, en wat dies meer zij. Zo wordt de ganse streek een en het zelfde landschap. Een een heidslandschap. Straks rij je van Koewacht tot Othene door het zelfde landschap. Biodiversiteit betekent in de eerste plaats rijkdom aan verschillen: qua soorten maar ook qua landschap. Waar blijft het open "eindeloos" Zeeuwsvlaams landschap? Waar wordt de blik niet gehinderd door de onvermijdelijke rijen populieren, als het al geen maïs is? Want laten we niet verge- weg zijn diende de gedroomde kans zich aan om niet opnieuw bomen aan te planten maar akkerranden aan te leggen. Vooral omdat er nog heel weinig verkeer zit op deze 3 km lange weg. Helaas de aanplant van nieuwe bomen is reeds begonnen. Dat betekent meteen dat langs beide zijden van de weg er een strook van minimum 150 m of meer quasi ongeschikt is voor akkervo gels want die vermijden verticale structuren. Jammer en toch ook onbegrijpelijk. Behalve de Middenweg vinden we in die zelfde polder ook nog de Vissersverkorting en de Molenverkorting. Ook deze beide wegen zijn afgezoomd met kaprijke popu lieren. Een tweede kans om een ongerept vergezicht te herstellen en akkervogels meer kansen te geven. Vanaf de Canisvliet tot de Everdam (helaas ook beplant} een horizon op 5 km afstand. Dat is pas Zeeuws. Natuurherstel? Geen probleem, maar met respect voor het landschap graag. Met bomen langs het dekzandgebied en laat de polders open blijven. Klei is geen zand. Tot zover Franklin Tombeur...

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2011 | | pagina 16