Slakkeninventarisatie Elderschans, Aardenburg CSlakkenwerkgroep KNNVAfd. Bevelanden, rapport nr. 75, d.d. 31-10-2008 Door: Harry Raad Op 25-10-2008 bezocht de Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden de Elderschans aan de westzijde van Aardenburg (km-hok 18-366). Op de overgang van oude naar nieuwe gronden waren wellicht verrassende vondsten te doen. Het slakkenwerk werd verricht door Barry Pel en on dergetekende. De locatie De Elderschans is een voormalig verdedi gingswerk aan de Herendreef, ter hoogte van de T-kruising met de Hogeweg. Enige historische informatie is onder andere ontleend aan De Kraker, 2004 en H+N+S, 2003. De schans is in het begin van de zeven tiende eeuw aangelegd, in de tijd dat Maurits de stad Aardenburg had ver overd op de Spanjaarden. Op de schans zijn delen van de binnen- en buiten gracht bewaard gebleven. Het schijnt dat het riviertje de Eede of Ee was omgeleid langs de schans en zijn loop vervolgde via de kreek die nu als Stierskreek be kend staat. In de streek vonden inunda ties plaats, waartoe de Sint Pietersdijk dwars door de polder Bewester Eede was aangelegd. De tweedeling door die dijk kwam tot uiting in de lange naamgeving van de nieuwe eenheden: Bewester Eede bezuiden/benoorden Sint-Pietersdijkpol- der. De Hogeweg tussen de Elderschans en de Kruisschans ligt op het oostelijke stuk van die dijk. In meer recente tijd, 1885, verscheen er op de Elderschans een grote villa. Of het parkbos, dat nagenoeg de hele schans beslaat, toen ook is aangelegd is verder niet nagegaan. Sommige eiken lijken van nog oudere datum. Het bos met zijn 'machtige' eiken en beuken markeert de hooggelegen oude zandgronden, de pleistocene dekzand- rug. Dat dekzand is in oostelijke richting, tot in de kern van Aardenburg te volgen, in andere richtingen 'duikt' het weg onder de jonge zeeklei van Duinkerke lllb ouderdom (inundaties na 1400). Hiermee is ook een overgang van ontkalkte naar kalkhoudende gronden aangegeven, wat tot uiting kan komen in de slakkenfauna. Ten aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater ligt het voor de hand hier een zoet milieu aan te treffen. Het bovenstroomse gedeelte van de Stiers kreek krijgt aanvoer van zoet water uit de dekzandrug. Er is in het omringende ge bied geen veen onder het dunne kleidek te vinden, dat als bron van fossiel zout had kunnen dienen. De historie van het gebied en de huidige natuurlijke omstandigheden bieden vol doende mogelijkheden voor een relatief rijke slakkenfauna, alleen het kalkloze dekzand in een deel van het gebied is een minpuntje. BoerenknOOpje [Harry Raad], Boswandeling De twee deelnemers ontmoetten elkaar bij de ingang aan de oostzijde van de schans. Vandaar werd een wandeling gemaakt in het noordelijke en westelijke deel, waarbij het oude bos, de binnen gracht aan de noordzijde en de buiten gracht aan de westzijde bekeken werden. Verder werd er aan de noordwest zijde buiten de schans gekeken, in en langs de Stierskreek. De laan vanaf de oostelijke ingang bood zicht op het oude bos met eiken en beu-1 ken. De bodem was al flink bedekt met i herfstbladeren en voor het zoeken naar i slakken kozen we plekken met gevallen j hout en of achtergelaten stukken steen! Veel was er in dit zure bosgedeelte, haal zonder ondergroei, niet te verwachten, j En toch waren daar kleine naaktslakjes en huisjesslakken. De eerste rekenden i we tot de kleine akkerslak, die met een huisje werden als kelder-glansslak en look-glansslak onderscheiden. Een en- I kele agaathoren kon niet met zekerheid op soort gedetermineerd worden. De look-glansslakjes werden pas thuis on derscheiden, toen de bekende uienlucht! ontdekt werd na het irriteren (plagen) van de slakjes met een penseeltje. Het slakje hoort in dit bostype thuis, zo blee| uit een geraadpleegd slakkenboek (Git- I tenberger, c.s., 1984). Bij de villa waren geen mogelijkheden voor inventarisa- tiewerk, want we stuitten op een hoog t hekwerk. Nieuwe zoekpogingen in het i bos leverden niets nieuws op. De diep gelegen binnengracht bood een troos teloos aanzien. Deels drooggevallen en met hooguit wat kroos als vegetatie in dl nog wèl natte delen. We keken langs ee oever met veel zwaar takhout, rottend it] het water. Pikzwarte, stinkende bagger was het enige wat bij de monstername boven water kwam. Op het zandige taluti was ook al niets te vinden, hooguit wat 1 mos. Er stak een wortel boven de grond met een merkwaardige vergroeiing, ruw I bobbelig en zo groot als een okkernoot. Kijkend naar boven, zagen we dat het een wortel van een els moest zijn. Die soort heeft deze kenmerkende vergroei- ingen: stikstofknollen als gevolg van eer i symbiose met een bacterie. i Buitengracht en kreek We wilden naar vruchtbaarder gronden,! maar stuitten eerst op de uitloper van dj Stierskreek, die aan de westzijde van de I schans als buitengracht dienst deed. Lie -I gend langs een gemaaid stuk grasland 1 deed het aan een vijver denken, maare: I was in het noorden duidelijk een verbin-1 ding met de kreek, te zien aan de brug bij het begin van de Herendreef. Wederom werden baggermonsters genomen, wat resulteerde in de vondst 1 van draaikolkschijfhorens, een postho- renslak en een niet vers huisje van eer gewone poelslak. De vangst leek niet echt rijk, het ging ook niet makkelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2009 | | pagina 16