V Slakkeninventarisatie Zwarte Gat e.o., Groede door Harry Raad CSIakkenwerkgroep KNNVAfd. Bevelanden, rapport nr. 77, d.d. 23-12-2008] Op 21-12-2008 bezocht de Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden het Zwarte Gat e.o. ten noorden van Groede (km-hok 23-380). Vanaf de T- kruising Zeeweg-Walendijk-Puijendijk werd de nabije omgeving verkend op de aanwezigheid van slakjes. Het slakkenwerk werd verricht door Barry Pel en ondergetekende. De locatie Gelet op de kaartbeelden in topogra fische atlassen, bestaat de situatie rond het hierboven genoemde kruis punt al zeker anderhalve eeuw. Wat heet, het kruispunt ligt op dijken van zeventiende-eeuwse polders (Pro vincie Zeeland, 1992). De omgeving laat zich schetsen als een kreekrest in het zuiden, duingebied in het noord westen en polderland in het oosten. Op die driedeling zijn respectievelijk de volgende toponiemen van toepas sing: Zwarte Gat (liggend in de Kleine Polder), Groedsche Duintjes en Oud- Breskenspolder (1619). De Groedsche Duintjes zijn in een luwte van de gehakkelde kust ont staan, die geteisterd werd door afslag. Ooit lag noordelijk van de Kleine Pol der vruchtbaar cultuurland, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw verloren ging. De Kraker (2004) schrijft daarover: "Verloren ging de Wulpen- polder, bestaande uit de Aanwas van de Wulpenpolder met de Aersenspol- der en de Kleefspolder. Naar schatting lag de zeedijk van de Wulpenpolder op een afstand van 1250 meter van de dijk van de Kleine Polder". Nu ligt dus vóór die dijk (met daarop de Zeeweg) alleen een strook lage duintjes van 100 m breed, die van de zee is afgeschermd door een in 1986 verhoogde zeereep/ zeedijk. Deze kleine historische schets maakt duidelijk dat het hier om redelijk jonge tot jonge bodems gaat, die nog al lerminst ontkalkt zijn. Het is een gebied met veel natuurlijk en kunstmatig reliëf, met als gevolg natte en droge stukken. Dat alles, de langdurige ongestoorde geschiedenis en de bodemkundige omstandigheden, biedt mogelijkheden voor een rijke slakkenfauna. Dijk en sloot Het was een sombere, maar droge win terdag. De twee slakkenrapers, beiden op de fiets, ontmoetten elkaar op de afgesproken plek van samenkomst. We kenden deze locatie niet, maar zagen meteen allerlei kansen voor het rapen van vele slakjes. De eerste plek werd gekozen in de hoek van de Zeeweg en de Puijendijk, waar het dijktalud en de aangrenzende sloot werden bekeken. Het lag misschien aan de tijd van het jaar dat de vangsten behoorlijk teleur stelden. Zo vonden we slechts één naaktslak, die ook nog eens ongede- termineerd verloren ging. Ik liet Barry zijn vondst in een zak met strooisel doen. Hij vroeg nog: "Vind je die ooit nog terug?". Niet dus. Met de huisjes slakken hadden we wat meer succes. Zo kwam de bruine blinkslak veel voor, vooral in de strook met gemaaide rietruigte. Veel minder talrijk waren de behaarde slak, boerenknoopje en de gewone tuinslak. Een enkel jong barnsteenslakje heb ik gerekend tot de slanke barnsteenslak (si). Het is niet zonder risico om een jong (of in sommige gevallen zelfs een volgroeid) barnsteenslakje te benoemen. In dit geval vond ik nog een volgroeid, leeg huisje, wat de determinatie meer zekerheid geeft. Nu is er nog wat, het gaat om een 's.l.-soort'. De aanduiding 's.l.' in brede zin) geeft aan dat de determinatie toch niet zeker is, want onder deze noemer gaan de slanke en de tweeling-barnsteenslak schuil. Het zijn twee soorten, die op grond van hun uiterlijke kenmerken niette onder scheiden zijn. De vispogingen in de dijksloot, die in open contact staat met het Grote Gat, leverde evenmin veel op. Met moeite vonden we wat huisjes van Jenkins' waterhoren, moeraspoelslak (s.l.) en puntige blaashoren. Alleen de laatste was met één levend exemplaar verte genwoordigd. De karige vangst duidt op een haast zoet milieu. Er was geen sterk brakke invloed te herkenen in de slakkenfauna; de verweerde huisjes van de opgezwollen brakwaterhoren duidden wel op brakkere omstandig heden in het verleden. Duin en sloot Ondanks het eerste magere resultaat gingen we opgewekt naar de duinen. Het bleek dat we alleen de randef- fecten van de Groedsche Duintjes konden bekijken, want het terrein was geheel omgeven met een hoog raster. Daardoor konden de geiten het terrein niet uit en wij niet naar binnen. Meer westelijk hebben we buiten het kilome- terhok nog naar een toegang gezocht, het bleef echter bij dit monotone, hoge raster. Dus moesten we de slakjes van duinpoel, -grasland en -struweel mis sen. Hebben we daardoor veel soorten gemist? Bij de duin/dijkovergang aan de Wa- rendijk konden we echter wel goed terecht voor soorten van droog duin grasland. Op het binnentalud ging van west naar oost het dichte duinstruweel over in een lage kruidenvegetatie om vervolgens in puur gras over te gaan. De kruidenvegetatie ving stuivend zand in. Het talud werd hier gemaaid. Alleen tegen de weg aan was een strook met voornamelijk gras blijven staan, vermoedelijk omdat het maaien bij de vele meters fietsenrek te onhan dig was. Tussen de graspollen was kaal zand zichtbaar. We richtten onze blik op dit ongemaaide gras en het was meteen raak: enkele bolle duinslak ken op het groen! Dat vroeg natuurlijk om meer. Niet veel later haaide Barry een paar bolle duinhorens uit het hoge gras. Hij toonde zich verrast door de voor deze soort kenmerkende vorm: een hoge, relatief brede kegel. Ver gelijk die kegel maar met de oranje pion die bij wegwerkzaamheden wordt gebruikt. Ik zag ze later ook, vooral op het zand tussen de pollen. Beide slakken zijn zuidelijke exoten, waarvan

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2009 | | pagina 14