Stadsvogeltelling
Piet du Burck
Vogels in steden en dorpen, we weten er eigenlijk te weinig van en dat terwijl
er steeds meer bebouwing komt. In Nederland is zo'n T6°/o van de oppervlakte
bebouwd gebied en dat percentage neemt nog toe. Voor steeds meer vogels is
de stad of het dorp het natuurlijke leefgebied geworden. Van sommige soorten
broedt daar zelfs het merendeel van de Nederlandse populatie.
In de SOVON-projecten komen de stads-
vogels niet goed uit de verf. De telmethode
was te arbeidsintensief en vaak niet goed
toepasbaar in de stad of het dorp en ais
je er dan zoveel moeite in moet steken ga
je liever in een natuurgebied rondsjouwen
dan in een nieuwbouwwijk.
Om toch wat meer zicht te krijgen op die
stadsvogels heeft SOVON in samenwer
king met Vogelbescherming Nederland
een wat eenvoudiger project opgezet
onder de naam Meetnet Urbane Soor
ten, kortom MUS. Het richt zich op alle
soorten broedvogels in steden en dorpen,
bedrijventerreinen, parken, volkstuinen en
sportterreinen.
Toen er in het voorjaar 2007 vrijwilligers
werden opgeroepen die aan dit project
wilden meewerken, heb ik mij hiervoor
aangemeld. Momenteel zijn er nog maar 2
waarnemers in onze regio.
Het meetnet MUS heeft de volgende doel
stellingen:
1. De aantalsontwikkeling volgen van alle
broedvogelsoorten in stedelijke gebieden.
2. [Veranderingen in) de verspreiding van
broedvogels in stedelijke gebieden vastleg
gen.
3. Dichtheidscijfers van broedvogels in
stedelijke gebieden verzamelen.
Punttellingen.
Als waarnemer tel je steeds vanaf een vast
telpunt.
Telduur (exact!) vijf minuten per tel-
gebied
Vijf minuten tellen levert een goed beeld
op van de aanwezige soorten en aantal
len. Langer tellen heeft maar een geringe
meerwaarde terwijl de kans op dubbeltel
lingen stijgt.
Veldwerk
In het kort bestaat het veldwerk uit tel
lingen op 8 tot 12 punten, waarbij op ieder
telpunt gedurende vijf minuten wordt
Gierzwaluw.
Hierbij worden alle waargenomen indivi
duen met terreinbinding genoteerd. Dus
ongeacht de afstand van de vogel tot het
telpunt. [gewoon alles opschrijven wat te
zien of te horen is) en zonder onderscheid
naar leeftijd [ook jonge vogels!), geslacht
of gedrag. Elke binnen de vijf minuten
waargenomen vogel (zowel op zang als
zicht) dient te worden genoteerd.
geteld. Per seizoen wordt elk punt drie keer
geteld, in de periode 1-30 april, 15 mei-15
juni (beide keren in de vroege ochtend) en
15 juni-15 juli (in de avond).
Verschillende tellingen zijn nodig, omdat
niet alle vogelsoorten in dezelfde periode
van het seizoen het meest actief zijn.
Gezien de geluidsoverlast is het zinvol om
zo vroeg mogelijk op de dag te tellen, bij
voorkeur op zondagmorgen. Ook feest
dagen zijn geschikte inventarisatiedagen.
De eerste twee tellingen worden door mij
dan ook uitgevoerd tussen een half uur
voor zonsopkomst tot twee uur daarna. De
derde telling doe ik tussen 19.00 uur en
zonsondergang. Deze telling is met name
bedoeld voor soorten die 's ochtends vroeg
niet of minder actief zijn, zoals Gierzwa
luwen en Mussen. Dit zijn voor stedelijk
gebied natuurlijk belangrijke soorten.
4
Koolmees.
Enige uitzondering zijn overvliegende vo
gels zonder duidelijke terreinbinding. Deze
worden niet genoteerd. Een groep hoog
overvliegende Wulpen wordt bijvoorbeeld
niet genoteerd. Een jagende Sperwer
daarentegen wel, want die maakt van het
gebied gebruik. Een hoog en strak over
vliegende Sperwer, die misschien wel op
trek is, wordt buiten beschouwing gelaten.
Evenzo worden ook in de stad foerage-
rende meeuwen wel opgeschreven, maar
niet de meeuwen die hoog overvliegen en
misschien wel van een slaapplaats komen.
Voor Gierzwaluwen geldt, dat niet alleen
de laagvliegende exemplaren maar ook de
hoger vliegende worden geteld.
Als waarnemer heb ik zelf mijn telgebied
uit mogen kiezen. Dit gebeurt via de
website, aan de hand van topografische
kaarten waarop telgebieden zijn begrensd
met rode lijnen. De telgebieden zijn geba
seerd op het viercijferige postcodesysteem
en variëren enigszins in grootte, klein
in dichtbebouwde gebieden, groot waar
bebouwing schaars is.
Zo is heel Nederland opgedeeld in tel
gebieden.(Zelf tel ik het postcodegebied
4501, Oostburg). De telpunten liggen op
minimaal 200 meter afstand van elkaar. De
telpunten zijn willekeurig door de computer
geselecteerd.
Indien de keuze van de telpunten geheel
vrij wordt gelaten, zullen vooral vogelrijke
of anderszins interessante punten worden
onderzocht. Dit geeft geen getrouw beeld
van de werkelijkheid.
Omdat je als waarnemer wel zelf je telge
bied kunt kiezen, en bovendien de moge
lijkheid hebt om minimaal 8 uit de aange
wezen 12 telpunten te selecteren, blijft er
nog behoorlijk wat keuzevrijheid over.
De volgorde van bezoek wissel ik per tel-
ronde, zodat elk telpunt een keer vroeg en
een keer later op de ochtend door mij word
bezocht. Ik probeer zoveel mogelijk onder
gunstige weersomstandigheden te tellen,
dus niet met harde wind of regen. Je kunt
de telling eventueel aankondigen bij de