•O'
I I
A
Het afbakenen van een eigen
gebied is nodig om het hele jaar
door voldoende voedsel te kun
nen vinden. Vooral in het voor
jaar moeten in het territorium
steeds in korte tijd genoeg prooi
en gevangen kunnen worden om
de bijna onverzadigbare eetlust
van de jongen te stillen. Maar
ook in de winter mag geen
gebrek geleden worden. Aan de
grootte van het territorium in
verschillende gebieden kun je
dan ook aflezen hoe 'goed' het
leefgebied is: hoe meer voedsel
en hoe groter de zekerheid dat
dat voedsel het hele jaar door
beschikbaar is, des te kleiner kun
nen de territoria zijn en dus: des
te meer vossen leven er.
Territoriumomvang
De stadsvossen in Engeland leven
vaak in heel kleine gebiedjes,
minder dan 25 hectare, omdat de
mensen altijd voldoende etens
resten buiten zetten. In uitge
strekte heidegebieden of berg
streken daarentegen, waar voor
al 's winters maar hier en daar
wat voedsel te vinden is, kan een
vossenterritorium wel meer dan
2000 hectare groot zijn, dus twin
tig vierkante kilometer. In
Nederland is vastgesteld dat een
vossenfamilie in 'rijke' natuurge
bieden zoals de Veluwezoom en
de duinen, 50 tot 150 ha (0,5 -
1,5 km) groot is, op de schralere,
beboste Veluwe 250 ha en in een
landschap als Drente met stukjes
bos en heide, afgewisseld met
veel akkers en weiland, wel 900
ha.
't duumpje 1 - 2002
Een vos is niet kieskeurig
Vossen voeden zich voornamelijk
met dierlijk voedsel, al wordt dat
soms aangevuld met flinke hoe
veelheden plantaardig materiaal:
bessen en afgevallen fruit bij
voorbeeld. Kleine knaagdieren
en konijn-achtige dieren vormen
overal het hoofdmenu van de
vos. Bijna overal worden ook
vogels en insecten gegeten, ter
wijl in de broedtijd ook een eitje
niet versmaad wordt. Maar een
vos is een opportunist: hij eet
wat zich het gemakkelijkst laat
verschalken. En in het lange evo
lutieproces zijn roofdieren en
prooidieren op elkaar afgestemd:
lang niet alle prooidieren laten
zich verrassen, de meest oplet
tende overleven en kunnen daar
door hun goede eigenschappen
overdragen op hun jongen. Aan
de andere kant kunnen lang niet
alle opgroeiende jonge roofdie
ren even goed jagen, zodat veel
jongen omkomen als gevolg van
honger en daardoor optredende
ziektes.
Voedselvariatie
De voedselsamenstelling varieert
nogal per gebied. Zo bestaat het
vossenvoedsel in de Nederlandse
duinen voor 75 - 90 uit konijn
en voor 5 - 18 uit vogels, ter
wijl dat op de Veluwe voor 30
konijn, voor 20 kippen (voor
namelijk als afval, op mesthopen
gevonden) en voor 12 uit
grote zoogdieren (hert, ree en
zwijn, vaak in de vorm van dood-
gevonden exemplaren) en voor
10 uit muizen en andere klei
ne zoogdieren bestond. (1975)
De stadsvossen in Engeland eten
veel regenwormen (15 die ze
's nachts van de vochtige gazons
oppikken, veel afval van com-
posthopen en voer van voertafels
voor vogels (35 en vrij veel
stadsvogels (15 Echt afval uit
vuilnisbakken en dergelijke
vormt slechts een klein deel van
het voedsel. In gebieden met
overwegend landbouw bestaat
het voedsel vaak voor meer dan
de helft uit kleine knaagdieren,
vooral woelmuizen, zoals de
veldmuis.
In het volgende Duumpje vindt u
het vervolg van dit artikel dat we
voor u 'van het web geplukt heb
ben'.
Ons standpunt
De vogelwerkgroep is voorstan
der van natuurlijk evenwicht,
hetgeen betekent dat de voor
keur ernaar uitgaat de natuur
zijn gang te laten gaan.
Het aantal vossen zal waarschijn
lijk niet zo veel toenemen door
de grootschaligheid van het
gebied, namelijk grote percelen
met weinig voedsel en weinig
beschutting. Ook de zware klei
grond is niet geschikt om er
holen in te graven dus zal, met
uitzondering van de lichtere
gronden in Aardenburg en de
duinstreek, de populatiedicht
heid beperkt blijven.
Het hoofdvoedsei van de vos
bestaat voornamelijk uit kleine
knaagdieren en konijnen.
Daarnaast ook uit bessen, fruit,
insekten, wormen, eieren en
vogels (op het nest gepakt).
Vossen kunnen schade aanrichten
onder eieren en jongen van wei
devogels. Daar wij verwachten
dat het aantal vossen beperkt zal
blijven en weidevogels op een
redelijk grote afstand van elkaar
nestelen, zal er slechts in geringe
mate schade aangericht worden
onder de weidevogels.
Nesten van wilde eenden en
fazanten, die in veel grotere aan
tallen aanwezig zijn, zullen wel
regelmatig geroofd worden,
maar dit is goed voor het natuur
lijk evenwicht.
Wat betreft andere prooidieren
verwachten wij dat de vos zich
zal richten op prooidieren die
hier talrijk voorkomen, zoals de
bisamrat (uit waarnemingen is
dit reeds gebleken) en eieren en
jongen van de grauwe gans. Daar
zal ons inziens weinig bezwaar
tegen zijn.