Zout Zwin met een zoet randje 4 In een eerdere editie van 't Duumpje is er uitgebreid aandacht besteed over hoe de tijd met Het Zwin zal omsprin gen: wel of niet verzanden In het artikel werd voorgesteld om tot een principiële discussie te komen: n.l. laten we het gebied aan z'n lot over met een zeer waarschijnlijke volledige verzanding als gevolg, of zetten we het huidige menselijk ingrijpen voort met het regelmatig uitbaggeren van de zandvang. Voordat deze discussie goed en wel begonnen was, gloorde een nieuw gezichtspunt, waarover Adrie Provoost op de algemene leden vergadering een uiteenzetting gaf. De hoofdpunten hiervan worden hierna nog eens uit de doeken gedaan. Spuikommen en uitwaterings sluizen Sinds het ontstaan van dit landje was het noodzakelijk om op een slimme manier om te gaan met het overtollige zoete water. Toen de eerste Zeeuws vlamingen zich ver voor het begin van de jaartelling in het landje van Cad- zand vestigden, stonden zeearmen als het Zwin en de Passageule nog in open verbinding met resp. Brugge en Braak man. De natuurlijke afwatering van deze gebieden vond dan ook plaats naar deze getijde-armen toe. Het noordoosten van België kende oor spronkelijk dezelfde stroomrichting en waterde eveneens af naar het Zwin. Pas in een veel later stadium, nadat men in de loop der eeuwen uit schor en slik steeds meer bedijkt had, ont stond behoefte aan verbetering van de waterbeheersing in het ingepolderde gebied. Hiervoor werden op diverse plaatsen zowel uitwateringskanalen als spuimogelijkheden aangelegd. Ook in Cadzand ontstonden een dergelijk werk: een sluis in combinatie met een haventje. De uitwateringsfunctie van het Zwin werd overgenomen door een apart kanaal via de Oudelandsche Pol der. Een apart waterschap met de wel luidende naam 'Sluis aan de Wie lingen" voerde het waterstaatkundige beheer over deze werken. Vrij spoedig kreeg men ook hier te kampen met verzanding voor de monding van deze sluis. Ondanks de toen zeer beperkte moge lijkheden werd een ingenieuze oplos sing gevonden. Als het op zee vol doende laag water was, kon de sluis worden opengezet, waardoor een groot deel van het polderwater in zee ver dween. Wanneer het peilverschil tus sen zee en binnenwater maai- groot genoeg was, vond de uitwatering met zo'n kracht plaats, dat ook een deêl van het zand vanuit de geul meegeno men werd naar zee. Helaas kwamen zulke peilverschillen slechts af en toe voor, als gevolg van ongunstig getij of wind. Dan moest het water noodge dwongen worden opgehouden. Om toch te kunnen profiteren van een opti male vrije lozing werden op veel plaatsen in Zeeuws Vlaanderen tijde lijke buffers aangelegd. Deze buffers bestonden vaak uit een spui- of havenkom, al of niet met een wachtsluis. Ondanks dat deze in vele vormen werden aangetroffen, werden ze om redenen van effectiviteit kort bij de sluis geprojecteerd. Als alles goed werkte, kon de uitstromende hoeveel heid water in korte tijd zo worden op gejaagd, dat het uitstromend water flink wat zand meenam naar zee, het geen het ontzanden van de geul bevor derde. En werd de normale werking van de sluis nog niet voldoende ge acht, dan kende men een scala aan bij komende voorzieningen, die zand met het water naar de zee moesten helpen dragen. Indien nodig woelde men met handkracht of met een paard aan de rand van dit uitstromende water zoveel mogelijk zand op, in de hoop dat dit naar zee verdween. Mankracht met een schop en paardekrachten met een "molbord' waren veel toegepaste tech nieken, die beide gepaard gingen met veel zweet Van haven tot tennisbaan... Pas bij de ombouw van de sluis in Cadzand tot gemaal werd de functie

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1998 | | pagina 4