Landinrichting Aardenburg
De ruilverkaveling Aardenburg is met
een ruime meerderheid afgestemd.
Daarmee komt een abrupt einde aan
een landinrichtingsproject, dat alom
lof oogstte. Het gebied loopt daardoor
een financiële impuls mis van ruim 10
miljoen gulden. Geld dat ten goede
zou komen aan de landbouw, de na
tuur, het landschap en de waterbe
heersing. Jaren voorbereidingswerk is
voor niks geweest. Wat rest is de
kater.
Een terugblik op het plan, het proces
en de uitslag van de stemming. Maar
ook een blik in de toekomst, want deze
uitslag zal de nodige gevolgen hebben
voor landinrichting zowel in Zeeland
als in de rest van het land.
De start
Het begon allemaal op 11 januari
1979. De gezamenlijke landbouworga
nisaties vroegen bij het ministerie van
Landbouw een ruilverkaveling aan
voor heel West Zeeuwsch-Vlaanderen.
De aanvraag werd vervolgens in ver
schillende stukken geknipt, waaronder
het blok 'Aardenburg'. Dit gebied
omvat alle gronden tussen de Bel
gische grens en de lijn Turkije - Wa
terlandkerkje - Oostburg - Draaibrug -
Aardenburg - Heille, zo'n 6000 ha
groot.
In tegenstelling tot de meeste andere
landinrichtingsblokken in West
Zeeuwsch-Vlaanderen werd voor Aar
denburg niet gekozen voor een admi
nistratieve ruilverkaveling. Zowel de
verkavelingssituatie als het grote na-
tuurbelang in het gebied vereisten een
'volwaardige* ruilverkaveling, waar
meer geld per hectare te besteden is.
Er is van de zijde van de natuurbe
scherming nog wel aangedrongen op
een herinrichtingsplan, gezien het
multifunctionele karakter van het pro
ject, maar dat was voor de landbouw
en de politiek (Gedeputeerde Staten
beslissen over de vorm van landinrich
ting en de samenstelling van de com
missie) onbespreekbaar.
Op 10 april 1990 ging de landinrich
tingscommissie uiteindelijk van start.
De commissie bestond uit 5 leden: 3
boeren, waarvan één tevens het voor
zitterschap bekleedde, en verder 1 lid
namens de gemeentes en 1 lid namens
de natuurbescherming.
Het plan
Een landinrichtingscommissie heeft
niet de handen vrij om zelf iets te
bedenken. De overheid geeft een aan
tal opdrachten mee, bv. om naast een
verbetering van de verkavelingssitu
atie ook het Natuurbeleidsplan en bos
aanleg in het plan op te nemen.
Het voornaamste punt bij landinrich
ting is dat er volop met de gronden
geruild kan worden. In eerste instantie
om de verspreid liggende landbouw-
percelen zo dicht mogelijk bij de boer
derij te verzamelen. Daarin schuilt
vooral het landbouwbelang. Om dat
proces te vereenvoudigen verschijnt
het Bureau Beheer landbouwgronden
(BBL) op de grondmarkt om ten be
hoeve van de grondruil gronden aan te
kopen. Deze gronden samen vormen
de grondpot. Naast het ruilen van
landbouwgrond kan de grondpot ech
ter ook ingezet worden om boeren, die
nu nog grond hebben in een aanstaand
natuurgebied uit te ruilen. Oftewel, de
boer vertrekt uit het toekomstig na
tuurgebied en krijgt elders, bij voor
keur bij de deur, nieuwe vervangende
grond. Vandaar dat landinrichting een
geschikt instrument is om het Natuur
beleidsplan snel uit te voeren. Verder
komt er grond uit de grondpot voor het
verbreden van watergangen, de aanleg
van natuurvriendelijke oevers en even
tueel nieuwe wegen.
De landinrichtingscommissie is voort
varend aan de slag gegaan en heeft
eigenlijk zonder forse aanvaringen in
goed overleg een plan opgesteld. De
meeste discussie ging over de omvang
van het bos. Boeren zijn beducht voor
overlast van konijnen en duiven en
zien liever een open landschap.
Ook de natuurbescherming staat niet
te springen om meer bos en legt het
accent liever op meer natuur langs de
kreken. Vandaar dat in het landinrich
tingsplan een minimale oppervlakte
bos was voorzien. Bij Smedekens-
brugge en aansluitend bij het bos van
de Plate was voor ongeveer 75 ha bos
ingetekend.
Het Natuurbeleidsplan was geheel in
het landinrichtingsplan opgenomen, in
totaal zo'n 500 ha.
Een belangrijk aspect was ook, dat het
waterschap in het kader van de landin
richting Aardenburg een algehele wa
terpeilverhoging wilde uitvoeren om
de verdroging van de hooggelegen
landbouwpercelen tegen te gaan. Het
oude waterpeil was vooral gericht op
het droog houden van de laagste delen
van de polder. Deze voor de agrari
sche sector weinig interessante gebie
den hebben bijna allemaal een natuur-
bestemming gekregen en die natuur is
gebaat bij meer water. Zodoende wer
den twee vliegen in een klap geslagen.
Voor de peilverhoging was het realise
ren van kleinere peilgebieden noodza
kelijk, met nieuwe waterstuwen. Door
deze maatregelen in het landinrich
tingsplan op te nemen kon het water
schap rekenen op een forse subsidie
van het Rijk.
Het proces
Landinrichting dient verschillende be
langen. Een eerste vereiste is dat de
verschillende vertegenwoordigers in
de landinrichtingscommissie er samen
uitkomen. Dat is in de commissie Aar
denburg nooit een probleem geweest.
Omdat de vertegenwoordigers van de
verschillende belangengroepen geza
menlijk optrokken en enthousiast aan
pakten, verwierf het project landelijke
faam. Het werd alom erkend als een
modern project, waarin landbouw,
natuur en waterbeheersing op een
evenwichtige wijze in hel plan waren
samengebracht. De betrokkenen in de
streek werden via nieuwsbrieven van
de planvorming op de hoogte gehou
den. Op verschillende momenten be
stond de mogelijkheid tot inspraak. Er
werden diverse zogenaamde "huiska
merbijeenkomsten' georganiseerd om
een ieder in beperkte kring en in infor-
8