ROOFVOGELS IN WEST ZEEUWS-VLAANDEREN Bruine Kiekendief De Vogelwerkgroep van 't Duumpje heeft in de loop der jaren al heel wat waarnemingen over roofvogels in onze streek verzameld. Er werd echter wei nig doelgericht onderzoek uitgevoerd naar het wel en wee van de roof'ogels, het aantalsverloop enz. De laatste jaren is hier verandering in opgetre den, mede door het in het leven roepen van de Roof\>ogelwerkgroep Zeeland. In dit artikel wordt geprobeerd een overzicht te geven van wat er in West Zeeuws-V laanderen aan roofvogels ie zien is (of was). Het is een algemeen overzicht, zonder al te veel grafieken en cijfers. Exacte plaatsen waar roofvogels zich bevinden of broeden, worden zo min mogelijk gegeven. Dit laatste is vooral in het belang van de roofvogels zelf. Broedvogels Van alle in Nederland voorkomende roofvogelsoorten waren er de laatste jaren slechts twee die we tot de vaste broedvogels in WZV1. mochten reke nen: de Torenvalk en de Bruine Kiekendief. De Torenvalk is in Nederland de meest voorkomende roofvogel, de populatie wordt geschat op zo'n 5000- 7000 paar (4). Het is ook in WZV1. de meest voorkomende roofvogel. In de Torenvalk jaren *60 was de Torenvalk vrij schaars: zoals vele andere roofvogels had de Torenvalk veel te lijden van het gebruik van landbouwgiffen. In de jaren *70 en '80 volgde een gestaag herstel. Niet alleen het verbod op gebruik van landbouwgiffen speelde daarbij een rol, ook actieve campagnes tot het plaatsen van nestkasten hielpen daarbij (3). De laatste schatting voor het aantal broedende Torenvalken in WZV1. bedraagt 40-55 paar voor 1995. Muizen vormen verreweg de belang rijkste voedselbron voor Torenvalken, en iedereen kent dan ook de jachttech niek van de Torenvalk om muizen te pakken: 'Stilhangend' in de lucht, klapwiekend tegen de wind in, speuren ze de grond onder zich af om muizen te ontdekken. We noemen dit 'bid den'. De Bruine Kiekendief is een roofvo gelsoort van moerassen en rietvelden. De soort doet het de laatste jaren rede lijk goed in Nederland, maar ook dat was in de jaren '60 anders. Ze jagen laag boven land of riet op klein wild, muizen en gevogelte, dat zich makke lijk laat pakken. Vaak zijn dit overver moeide, verzwakte of jonge dieren. In WZV1. zijn we eigenlijk vrij ver trouwd met het beeld van jagende Bruine Kiekendieven in de polder. Om te broeden maken ze gebruik van de rietkragen langs de kreken. Een inven tarisatie in 1995 leverde 21 broedge- vallen op. De Bruine Kiekendief is de enige roofvogelsoort waarvan we al veel langer de broedgevallen bijhiel den. De soort valt namelijk onder de lijst broedvogels Deltagebied samen met o.a. Meeuwen en Sterns. Ove rigens is de Bruine Kiekendief met ingang van 1995 van deze lijst geschrapt. Naast deze twee roofvogel soorten zijn er nog enkele soorten die sporadisch tot broeden komen of zich de laatste jaren lijken te vestigen. De meest bij zondere daarvan is de Grauwe Kiekendief. Landelijk zeer zeldzaam: het aantal paren blijft beperkt tot ±30, meest in Oost-Groningen en het Lau- wersmeergebied (4). In 1991 werd toe vallig een koppel ontdekt in het Grote Gat van Oostburg. Het broedgeval is helaas verstoord. Soorten, die zich lijken te gaan vesti gen, zijn de Buizerd en de Boomvalk. De Boomvalk is sinds enige jaren flink vooruitgegaan in West-Vlaanderen (België), waarbij het broedgebied o.a. in Noordelijke richting wordt uitge breid. Het was dus louter wachten tot de eerste Boomvalken zich over de grens van Zeeuws-Vlaanderen zouden begeven. In 1993 werd (voorzover ons bekend) het eerste broedgeval vastge steld in de Diomedepolder. In 1995 zijn 3 broedgevallen vastgesteld. In Nederland broeden zo'n 1700-2100 paar Boomvalken (4). Ze voeden zich vooral met insekten en kleine vogels, vaak gevangen in de lucht! Bij het jagen lijken ze sterk op groot uitgeval len Gierzwaluwen: de vleugels worden in een soort sikkel-houding gehouden. De Buizerd is een vogel, die veel te lijden heeft gehad van het gebruik van landbouwgiffen in de jaren '60. Na het verbod hierop is de Buizerdstand weer toegenomen. Opvallend is dat de Buizerd zich hierbij niet meer beperkt tot grotere bosgebieden. Om te broe den hebben ze wel een bosje nodig, 6

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1995 | | pagina 6