heel WZVL. te tellen op Blauwe Kie kendieven. De kans is groot dat je er veel mist of enkele dubbel telt. Gelukkig is er voor Blauwe Kie kendieven voor dit probleem een aar dige oplossing. Ze hebben namelijk de eigenschap om gezamelijk te slapen. Ze maken in WZV1. vooral gebruik van rietkragen en schorren als slaap plaats. Dit fenomeen is al vaker be schreven in 't Duumpje (1, 2). Door gelijktijdig op verschillende (potentië le) slaapplaatsen te tellen, kan er een goede schatting worden gemaakt van het aantal Blauwe Kiekendieven dat in de regio aanwezig is. Dit aantal blijkt dan te variëren tussen de 15 en 30 ex. Het gebruik van slaapplaatsen komt bij meer roofvogel soorten voor. Ook de Buizerd en de Sperwer maken er min of meer gebruik van. Beide soor ten zijn van origine bosvogels. Hoewel ze overdag heel goed kunnen jagen in open land, zoeken ze tegen de avond toch weer bossen op om te overnach ten. In bosrijke gebieden hebben ze alle hun eigen plaats, maar in het rela tief bosarme WZV1. komen ze op zekere plaatsen bijeen. In tegenstelling tot de Blauwe Kiekendief is voor deze soorten nooit uitgebreid onderzoek ge daan naar aantallen op slaapplaatsen. Het is ook veel lastiger, omdat een bos nu eenmaal minder overzichtelijk is dan een kreek of een schor. Voor de Sperwer is dit jammer. De Sperwer is namelijk een vrij onopval lende vogel, die zich vaak verdekt Boomvalk ophoudt in de buurt van bosranden en parken. Hij jaagt daarbij op klein gevogelte, die hij op snelheid probeert te verschalken, gebruik makend van de dekking die hem geboden wordt. Op reguliere roofvogeltellingen loop je de Sperwer dan ook vaak mis. Het is tot op heden daarom moeilijk aan te geven hoeveel Sperwers er gemiddeld overwinteren in WZV1. Op basis van veel incidentele waarnemingen is een schatting van 10-15 Sperwers reëel. We zullen er niet van staan te kijken als dit aantal in werkelijkheid veel groter is. De Buizerd is in wintertijd ook goed overdag te inventariseren. Deze bepaald niet klein uitgevallen roofvo gel zit altijd wel te rusten of speuren naar voedsel vanaf een uitkijkpost. Meestal is dat een paal in een weiland of een boom, met goed uitzicht op de omgeving. Buizerds hebben daarbij evenals de Torenvalk een vaste plaats. De laatste winters is het aantal Bui zerds toegenomen. Een voorlopige schatting duidt op 10-20 overwinteren de exemplaren. Ook voor de Buizerd geldt dat er in de winter 1995-1996 gerichter wordt geïnventariseerd. Twee specialiteiten onder de overwin terende roofvogels blijven over: het Smelleken en de Slechtvalk. Het Smelleken doet het de laatste jaren zeer slecht. In de jaren '80 was deze kleine, snelle valk nog regelmatig waar te nemen. Nu is het speuren naar een exemplaar. Ook voor de Slechtvalk is het speuren naar exemplaren, maar niet omdat de soort is achteruitgegaan. De Slecht valk is altijd al een zeldzaamheid geweest, maar we weten dat er in het Deltagebied bijna standaard een aantal overwintert. Dit aantal lijkt zelfs een beetje toe te nemen. Voor WZV1. kun nen we globaal twee jachtgebieden aangeven: de omgeving van het Zwin en omgeving Paulinaschor/Hoge Pla ten. Roofvogelbescherniing Van de Roofvogel Werkgroep Neder land is een Zeeuwse afdeling opge richt; De Roofvogel Werkgroep Zeeland (RWZ). De coördinator van het veldonderzoek van de RWZ is Henk Castelijns, de coördinator be scherming is Jan-Willem Vergeer. De voornaamste doelen van de RWZ zijn: - Inventarisatie van een aantal (liefst alle) Roofvogelsoorten, waarbij naast aantallen broedgevallen ook legselgrootte en jongen worden ge teld. De jongen kunnen eventueel geringd worden. - Registratie van gevallen van vergif tiging of vervolging (jacht), om zo doende te komen tot een betere en effectievere bescherming van Roofvogels. Alle Vogel werkgroepen in Zeeland zijn benaderd om mee te werken aan de inventarisatie van enkele Roof vogelsoorten en oog te houden voor gevallen van Roofvogelvervolging. De Vogel werkgroep van 't Duumpje werkt ook mee aan de inventarisatie en bescherming van roofvogels. De inventarisaties zullen hopelijk leiden tot een beter inzicht in de aantallen voorkomende roofvogels in WZV1. Binnen de Vogel werkgroep van 't Duumpje is Pieter Simpelaar aan spreekpunt voor gevallen van roofvo gelvergiftiging of vervolging. Iedereen die gevallen signaleert, kan contact met hem opnemen (0117-453503). Literatuur: (1) Blaakman, E.J. (1984). Slaapplaatsen van Blauwe Kiekendieven in West-Zeeuws- Vlaanderen. 't Duumpje. 10e jaargang, nr. 3, herfst 1984. (2) Blaakman, E.J. (1986). Slaapplaatsen van Blauwe Kiekendieven, 't Duumpje. 12e jaar gang, nr. I, voorjaar 1986. (3) Buise, M.A., F.L.L. Tombeur (1988). Vo gels tussen Zwin en Saeftinghe. De avifauna van Zeeuws-Vlaanderen. Stichting Natuur- en Recreatieinformatie, Middelburg. (4) Bijlsma, R. (1993). Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels. Schuyt Co Uitgevers en Importeurs b.v., Haarlem. (5) SOVON (1987). Atlas van de Ne derlandse Vogels [red. J. Bekhuis et. al.], Arnhem. Vergeer, J-W., G. van Zuylen (1994). Broed- vogels van Zeeland. Uitgeverij KNNV/- Stichting uitgeverij SOVON. Utrecht. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1995 | | pagina 8