Buizerd
maar een groepje bomen volstaat al.
Voldoende voedselaanbod is voor de
Buizerd het belangrijkst. Daar komt
bij dat de Buizerd niet kieskeurig is,
en naast vogels en kleine zoogdieren
ook wormen of kikkers durft te eten.
In Nederland broeden thans zo'n
5000-6000 paren (4). Het lijkt erop dat
ook West Zeeuws-Vlaanderen aan de
beurt is. Al een vijftal jaren geleden
werd bij de Plate (Bakkersdam, Oost
burg) een Buizerd gesignaleerd in juni,
waarvan het gedrag veel leek op een
baltsvlucht. Ook in 1995 werden ver
dachte Buizerds waargenomen op
diverse plaatsen. Helaas konden geen
broedgevallen met zekerheid worden
vastgesteld, maar er zijn zeker 3
(mogelijke) territoria aan te wijzen.
De laatste soort, die we als broedvogel
willen vermelden, is de Sperwer. Van
alle in WZV1. voorkomende roofvo
gels mogelijk de minst opvallende.
Daarom hebben we het sterke vermoe
den dat er meer Sperwers broeden in
WZV1. dan we tot nog toe hebben
vastgesteld. In 1995 is één broedgeval
met zekerheid vastgesteld.
Hoewel de Sperwer van origine een
echte bosvogel is, neemt de Sperwer
ook genoegen met kleine bosjes om te
broeden. Ze jagen voornamelijk op
vogels, en maken gebruik van hun
snelheid en de 'overvaltechniek': van
uit een beschutting plotseling opdui
ken en bij verrassing een vogel ver
schalken. Bijna alle dorpen in WZVI.
hebben wel plaatsen waar Sperwers
kunnen zitten en broeden.
Roofvogeltrek
Van de roofvogels, die in Nederland
broeden, blijft een deel overwinteren
en het andere deel trekt weg naar zui
delijker oorden (Afrika. Zuid-Europa),
waar meer voedselaanbod is. Dit laat
ste geldt voor soorten als de Bruine
Kiekendief, Boomvalk, Grauwe Kie
kendief en Wespendief. Deze soorten
behoren dan ook tot de lijst van favo
riete roofvogels op vogeltrekposten. In
West Zeeuws-Vlaanderen worden ze
vooral in het voorjaar bij Breskens
gesignaleerd. De eerste twee weken in
mei, bij Oost- tot Zuid-Oostenwind,
staan bijna garant voor veel Kieken
dieven en Valken, die de tellers op de
dijk langs de oren zoeven. In een vorig
Duumpje was iets te lezen over de
aantallen.
De Buizerds en Torenvalken, die bij
ons broeden, blijven meestal op hun
plek of trekken al zwervend iets weg,
soms wat zuidelijker, maar soms ook
naar Engeland. Buizerds en Toren
valken uit de Noordelijke gebieden
van Europa trekken echter wel naar
het zuidwaarts. Een deel komt in
Nederland terecht, en vult daarmee de
aantallen Buizerds en Torenvalken
aan. Dit betekent dat er ook voor de
Buizerd en Torenvalk sprake kan zijn
van trek. De Buizerds trekken bij
voorkeur hoog in de lucht, drijvend op
opstijgende warme lucht (thermiek).
Zowel in de nazomer (eind augustus,
september) als in het voorjaar (eind
april, mei) kunnen er dan groepen
Buizerds worden waargenomen, die
zich laten meevoeren door een ther-
miekbel.
Het wegtrekken van broedende roof
vogels als Boomvalk en Bruine
Kiekendief heeft tot gevolg dat er
'plaatsen vrijkomen' voor andere roof
vogels. De plaatsen van de Bruine
Kiekendief in West Zeeuws-Vlaan
deren worden bijvoorbeeld ingenomen
door een nauw verwante soort: de
Blauwe Kiekendief. Daarnaast krijgen
we in ons landje nog gezelschap van
een drietal andere roofvogelsoorten:
de Sperwer, de Slechtvalk en het
Smelleken. Samen met de Buizerd en
de Torenvalk kenmerken ze de roofvo
gelgemeenschap in wintertijd in
WZVI.
Overwintering
Verreweg de meest algemene soort
buiten de broedtijd in WZVI. is en
blijft de Torenvalk. Interessant daarbij
is dat de Torenvalken er vaste plaatsen
op nahouden: ze hebben hun eigen
stekkies. Dit maakt het inventariseren
van Torenvalken vrij gemakkelijk.
Aan de andere kant kunnen Toren
valken zich ook goed schuilhouden,
waardoor het lang kan duren voordat
je alle Torenvalken ontdekt hebt. Je
zult er dus nooit precies achter komen
hoeveel Torenvalken er overwinteren
in WZVI.
De afgelopen jaren is verschillende
keren geprobeerd de stand van over
winterende Torenvalken in beeld te
brengen. Op basis van maandelijkse
tellingen, gezamenlijk met de Ganzen,
kunnen schattingen van 50-100 Toren
valken worden afgeleid. In de winter
van 1995-1996 is gestart met een on
derzoek waarbij veel gerichter op
Torenvalken en andere roofvogels
wordt geïnventariseerd. Vermoedelijk
vallen de aantallen Torenvalken hoger
uit.
Veel moeilijker te inventariseren in de
Blauwe Kiekendief. Deze niet al te
schaarse vogel heeft geen 'vaste
plaats, maar jaagt in een gebied dat
zich over vele vierkante kilometers
kan uitstrekken. Het heeft niet veel zin
om, met een aantal tellers, op één dag
Sperwer
7