Ganzen in
onze streken.
De herfst loopt naar zijn eind. De win
ter komt eraan. In het hoge noorden,
hoog Scandinavië en Siberië vriest het
al dag en nacht. Sneeuw en vorst heb
ben al vele ganzen naar zuidelijker
streken verdreven.
Tijd voor de redactie aan de lezers
duideijk te maken dat niet alle ganzen
vriesganzen zijn.
Gedrag, vorm en bouw van ganzen
vertonen overeenkomsten met dat van
zwanen en eenden. Ganzen, zwanen
en eenden behoren dan ook tot één
familie, de Anatidae, die weer behoort
tot de orde Anseriformes.
De Anatidae-groep bestaat uit drie
subfamilies, waarvan de Anserinae
onder andere de ganzen omvatten.
We kunnen ganzen gedurende het
gehele jaar aantreffen. Grote aantallen
pleisteren in de herfst, winter en het
voorjaar in ons land. Deze trekvogels
broeden in noordelijker gelegen gebie
den van Europa en Azië. Na het broed-
seizoen trekken zij naar streken die in
het algemeen vrij van sneeuw blijven.
Nederland neemt hierbij een belangrij
ke plaats in.
De ganzen komen niet regelmatig ver
spreid over ons land voor, maar selec
teren meestal gebieden, de 'pleister
plaatsen.' Zo komen er onder meer
concentraties voor rond het IJssel-
meer, het Lauwersmeer en in onze
Scheldedelta. Binnen onze delta ligt de
nadruk op Saeftinghe, Noord Beve
land en de Grevelingen. De soortensa
menstelling per pleisterplaats kan erg
Kleine zwanen
Rietganzen
verschillend zijn, en wijzigt zich in de
loop van het seizoen.
Het voorkomen in de delta betreft
slechts een een vijftal soorten van de
ganzenfamilie, namelijk Rotgans,
Brandgans, Grauwe gans. Rietgans en
Kolgans. In ons Westzeeuwsvlaamse
is de variëteit nog kleiner: we treffen
in hoofdzaak Grauwe Gans, Kol- en
Rietgans aan.
Kolganzen
De Kolgans is de meest voorkomende
soort in Zeeuwsch-Vlaanderen. Als
vanaf half oktober de eerste Kol
ganzen arriveren, zijn de boeren nog
volop bezig met het rooien van de sui
kerbieten. Veel boeren rooien de bie
ten en versnipperen het loof om dat
vervolgens over het land te versprei
den. Het loof en de toppen van de bie
ten hebben bij de Kolganzen een bij
zondere voorkeur. Vooral in de maan
den november en december wordt
volop door Kolganzen gefoerageerd
op resten van bieten en aardappelen.
Ze broeden op de toendra's van de
USSR. De in Nederland overwinteren
de vogels zijn voornamelijk afkomstig
uit het gebied tussen het Kanin-
Schiereiland en de Oeral. Van deze
populatie verblijft ca. 90-95 tot eind
februari in Nederland.
De soort is gemakkelijk te herkennen
aan de witte kol op het voorhoofd, de
zwarte banden op de buik en het hoge
geluid dat zij maken. De jonge vogels
hebben geen zwarte banden en missen
de witte kol. Hun kop is wat grauw
grijs van kleur.
Grauwe ganzen
De Grauwe ganzen daarentegen geven
er de voorkeur aan te foerageren op
grasland en langs oevers, waar ze riet
wortelstokken uit de bodem trekken.
Later in het seizoen wordt hun voor
keur mede bepaald door het aanbod
van verschillend voedsel. Je vindt dan
in de polder vaker kleine groepjes van
10- tot 100-tallen, foeragerend op
grasland, graszaad, stoppelvelden met
tussengewas en wat nog rest aan aard
appel- en bietenafval.
De Grauwe gans broedt en overwintert
in Zeeuws-Vlaanderen. Als broedvo-
gel komt hij voor in onder andere het
Grote Gat bij Oostburg, de Braakman
en het Verdronken Land van
Saeftinghe.
De grootste aantallen treft men aan in
Saeftinghe. Het aantal loopt in oktober
snel op tot enkele duizenden, in
november tot rond 20.000 en de piek
ligt in de maand januari met in januari
1994 zelfs 42.000 Grauwe ganzen.
Nabij het Grote Gat van Oostburg ver
blijven elk jaar tussen 100 en 400
Grauwe ganzen.
De Grauwe gans is een stuk (0 tot 13
cm.) groter dan de Kolgans. Ze hebben
een veel forsere snavel en hun veren
kleed is lichter grijs dan dat van de
12