It Voor de toekomstige invulling van dit aspect wordt door Boekhout de strate gie van integrale benadering van de functies landbouw en natuur voorge staan. Als beide functies in voldoende mate aan hun trekken willen komen, is aan uitbrei ding van het aantal peilge- bieden niet te ontkomen. Voor het gebruik van deze stuwen door de sei zoenen heen dient er aandacht te zijn voor de toegankelijkheid van de perce len in voor- en najaar, hetgeen een zekere mate van verdraagzaamheid vergt. Voor de verbinding van de diverse natte systemen in het kader van de EES wordt ook gedacht aan de opzet van een stelsel van natuurvrien delijke oevers. Op een dergelijke manier opgezet kunnen landbouw en natuur hand in hand gaan, waarvan iedereen, zowel streekbewoner als recreant, profi teert. Resumé. Tegen de achtergrond van het voorge stelde plan door de Landinrichtingsdienst is het nu niet moeilijk meer om de verschillende uit gangspunten nader onder de loupe te nemen. Duidelijk is aangetoond, dat de agrari sche ontwikkeling om te komen tot een goede lanbouwomgeving histo risch bepaald is en tot voor kort kon bogen op een breed maatschappelijk draag vlak. Zowel particulieren, de boer, als de infrastructuur, via het waterschap, stonden er borg voor, dat er vrijwel zonder protest kon worden opgestoomd naar een groot landbouw areaal. Hierbij werd naarmate de mechanisatie in zowel landbouw als cultuurtechniek toenam, zelfs een aan spraak gedaan op marginale land bouwgronden. Dat met name dit laat ste ten koste ging van (potentiële) natuurgebieden, was kennelijk in die jaren geen probleem. De visie van het huidige plan is duide lijk anders getint; er lijkt consensus te bestaan over de marginale gronden; inrichting ten gunste van de natuur en daarmee onttrekking aan de landbouw lijkt bespreekbaar. Bestendiging van de waarden ervan door vaststelling van een hoger waterpeil, lijkt een tech nisch haalbare zaak: door op verstan dige manier een stelsel van stuwtjes toe te passen, is hiermee een beleid ten gunste van de beoogde functie te ver wezenlijken. Daarmee komt het laatste aspect om het hoekje kijken: wordt er uitgegaan van een strikte zonering, waarbinnen ieder naar believen zijn eigen gang gaat, dan lijkt binnen deze "corri dors" in theorie een optimale situatie te ont staan. Toch doen er zich bij een derge lijke ontwikkeling twee verschijnselen voor. Ten eerste stevenen we met z'n allen af op een niet in elkaar vloeiend landschap, waarbij de samenhang maar moeilijk te ontdekken zal zijn. Ten tweede zullen zich onverkort randconflicten aankondigen, geba seerd op de religie van de bloedgroe pen landbouw en natuur. Gezond verstand geeft aan, dat er niets anders overblijft dan met optimaal gebruik van de technische middelen in het peilbeheer te streven naar integra tie van de verschillende functies. Niet voor niets wordt er door de inleiders al een beroep gedaan op een zekere inschikkelijkheid.... De tijd zal leren of deze inschikkelijk heid inderdaad leidraad zal worden van de betrokken partijen; vaststaat in ieder geval dat ontbreken ervan slechts verliezers oplevert 12

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1994 | | pagina 12