2. De Romeinse tijd
Toen de Romeinen in Aardenburg ver
schenen, was het gebied al schaars
bewoond: er woonden mensen op de
dekzandruggen en op de oeverwallen
van de riviertjes. Dit gebied werd
geregeld geteisterd door invallen van
uit het noorden. Daarom vestigden de
Romeinen er fortificaties op de laatste
uitlopers van het zand.
In het tegenwoordige gehucht Vake bij
Maldegem werd 171 n. C. ook zo'n
kamp gesticht, dat echter enkele jaren
later is verplaatst naar Aardenburg. Dit
lag gunstig bij de plek waar de Eede,
toen waarschijnlijk Rodanna geheten,
uit het zandgebied het moeras
instroomde. De Romeinen bouwden
hier een vrij grote, met muren omge
ven militaire nederzetting. In de nabij
heid vestigden zich ook burgers.
Rond het jaar 275 n. C. traden echter
zware overstromingen op doordat de
strandwal op veel plaatsen bezweek.
Het moerasgebied tussen dekzand en
strandwal werd overspoeld met zeewa
ter en er ontstonden talrijke getijde-
geulen. Het veen werd bedekt met een
laagje klei, het hele gebied raakte ver-
zilt en ontwikkelde zich tot een groot
schorren- en slikkencomplex. De dek-
zandrug van Aardenburg hield wel
stand, maar de Romeinen trokken
weg. Het schorrengebied bleef eeu
wenlang onbewoond.
3. De Middeleeuwen
In de 9e eeuw wordt ons gebied gere
geld vermeld als Pagus Rodanensis, de
gouw van Rodanna. Het gebied is
genoemd naar een Keltische rivier
naam, Rodanna, welk woord verwant
is met Rhone. Met deze Rodanna is
waarschijnlijk de huidige Eede be
doeld. Op de plek van de oude han
delsnederzetting bij het Romeinse
kamp ontstond een stadje dat Rodan-
borch werd genoemd. In latere eeuwen
werd deze naam via Reddenburg en
Erdenburg verbasterd tot Aardenburg.
Het riviertje Rodanna of Eede is nog
goed in het landschap te herkennen.
Het stroomt door Maldegem (waar het
nu in het Leopoldskanaal uitmondt),
door het doip Eede tussen de
Herenweg en de Rijksweg, komt als
Schependomse Watergang Aarden
burg binnen en gaat dan langs de kaai
en de Aardenburgse Haven naar
Slepeldamme aan het Zwin. Daar werd
al in de Middeleeuwen een sluis
gebouwd. Deze sluis werd een bron
van veel ellende, want hij had veel te
lijden van storm en hoogwater en was
veelvuldig lek en kapot. In de 12e
eeuw werden de gebieden ten noorden
van Aardenburg bewesten en beoosten
van Eede ingepolderd. In deze polders
ontstonden de dorpen Hannekens-
werve en Coxyde.
In het moerasgebied ten zuiden van
Aardenburg St. Kruis werd het veen
afgegraven. Dit was zoet veen, dat
gebruikt werd voor turfwinning, in
tegenstelling tot het zoute veen uit de
polders dat voor zoutwinning werd
gebruikt. Men sprak respectievelijk
van moernering (turf) en zeinering
(zout). Voor de afvoer van de turf
werd 1200 de Moerwatergang of
Pulsbroekse Watergang afgegraven,
die in de Eede uitmondde. Pulsbroek
was een uithof van het klooster Ter
Duinen bij Koksijde in België; deze
hoeve heet nu Spitsbroek. Ook de
naam Moershoofde herinnert nog aan
de turfwinning.
Omstreeks 1310 maakte Aardenburg
een goede kans om de voorhaven van
Gent te worden. Toen werd namelijk
de Lieve gegraven, een kanaal van
Gent naai' Aardenburg, bedoeld om
goederen vanuit Gent naar een zeeha
ven te transporteren. Het in Nederland
gelegen deel van de Lieve liep van
Smedekensbrugge in een rechte lijn
dwars door de verkaveling naar de
Biezen. De Lievestraat op Belgisch
grondgebied volgt de oude loop nog.
De Lieve werd echter geen succes
3