planten bezitten scheipgezaagde blad
randen en worden daarom door de
koeien gemeden. Daarnaast lijken de
beesten een hekel te hebben aan een
natte zachte ondergrond waarin ze met
hun hoeven diep wegzakken. Het
blijkt hierdoor onmogelijk het maaibe-
heer binnen afzienbare tijd te beëindi
gen.
3. Vochtig struweel.
Direkt langs de vochtige hooilanden
bevindt zich een gordel van struweel.
Hier groeien struiken die kenmerkend
zijn voor vochtige vaak 's winters
onderlopende standplaatsen. Grauwe
wilg is hier het talrijkst, maar wie
beter kijkt, kan ook enkele exemplaren
Gelderse roos vinden. In de onderbe
groeiing vinden we veel Oeverzegge
en af en toe Echte valeriaan en
Gewone wederik. Op een open plaats
in het struweel is voor het tweede ach
tereenvolgende jaar een Rietorchis
met opvallend brede bladeren aange
troffen.
Aan de voet van de oostelijke dijk
bevat het struweel flink uitgegroeide
Katwilgen en een aantal boomvormers
als Grauwe abeel, Canadapopulier en
Schietwilg.
4. Droog struweel.
Op de hogere zandkoppen in het
gebied vinden we struiken die behoren
tot het droge struweel. Kenmerkende
soorten zijn Sleedoorn, Meidoorn,
Hondsroos,Wilde liguster, Kruisbes
('Beier' in de volksmond) en in veel
10
kleinere aantallen Duindoorn, Egelan
tier en één Wilde appel. Te zamen vor
men zij een bijna ondoordringbaar
doornig struweel dat door de koeien
wordt gemeden. De onderbegroeiing is
meestal beperkt tot de randen waar
voldoende licht kan doordringen en
bestaat hoofdzakelijk uit Fijne kervel,
Grote brandnetel en Winterpostelein.
De laatste plant is van de late winter
tot het vroege voorjaar massaal te vin
den onder een Sleedoornstraweel; de
zon kan in deze periode tussen de kale
twijgen nog makkelijk de bodem
beschijnen.
Op enkele plaatsen vinden we oude,
dode en ingestorte Duindoomstruiken.
Dit voorjaar werd onder een aantal van
deze dode karkassen voor het eerst
Smalle stekel varen gevonden. Een
andere leuke vondst was één exem
plaar Gewone eikvaren. Deze typische
duinvaren werd aangetroffen op een
dikke, langzaam verterende stam van
een dode opengevallen Duindoorn.
Op een groot aantal plaatsen wordt het
struweel overgroeid met Koebraam,
hetgeen in veel gevallen leidt tot de
dood of sterke achteruitgang van de
vitaliteit van de struik. Veel minder
agressief is de Heggerank. Deze klim
plant ontspruit ieder jaar uit een dikke
ondergrondse knol en overgroeit dan
in zeer snel tempo het struweel. Aan
Wilde Liguster
Tekening: Awie de Zwart
het eind van de zomer sterven de
bovengrondse delen van de plant af en
blijven dan als een langgerekt snoer in
de struiken achter. Aan de vrouwelijke
exemplaren verschijnen rond die tijd
rode giftige besjes die later ten prooi
vallen aan de vogels. Een andere klim
mer is Hop. Hiervan werd twee jaar
terug het eerste exemplaar ontdekt in
een Meidoom-Hondsroosstruweel.
In het westelijke gebied bevindt een
deel van het droge struweel zich op
het kleiige noordtalud van de dijk. Het
zijn flink uitgegroeide struikbomen als
Katwilg en Schietwilg met in de
ondergroei Grote brandnetel. Honds
draf en Fluitekruid. De laatste twee
bloeien vroeg, nog voor de wilgen in
blad komen. Sinds de beweiding met
koeien is een groot deel van het stru
weel ingestort. Dit komt omdat de
koeien deze, vaak schuingegroeide,
stammen gebruiken als schuurplaats.
Hierbij zijn al veel stammen, vaak in
slechte conditie, omver geduwd of
afgebroken. Naar verwachting zal bin
nen een aantal jaren het grootste deel
van het struweel zijn opgeruimd.
5. Zoomvegetatie.
Op de overgang van struweel naar
begraasd open veld treffen we een
zoomvegetatie aan. Dit is een vrij
ruige vegetatie die bij voorkeur groeit
aan de buitenste humusrijke rand van
het struweel. Deze plaatsen worden
vanwege het vaak doornige karakter
van de struiken door de koeien geme
den, waardoor de vegetatie zich onge
stoord kan ontwikkelen. Deze zoom
bestaat uit typische ruigtekruiden als