LAATSTE WINTERVERBLIJFPLAATS VAN DE MOPSVLEERMUIS IN NEDERLAND? r h t- Wie van Oostburg richting Knokke gaat, komt halverwege langs het vestingstadje Sluis. Buiten de wallen ligt de grote ruïne van het voormalig jongenspensionaat Sint Joseph. Slechts weinigen wisten, dat deze ruïne de winterverblijfplaats vormde voor de mopsvleermuis. Dit jaar is een start gemaakt met de sloop van het pensionaat om op deze in het oog lopende plek plaats te maken voor nieuwbouw. Nederland verliest hiermee de laatste bekende winterverblijfplaats voor mopsvleermuizen. eerste ontdekking het pensionaat ...G. 6 In de winter van 1981/82 vonden Gerhard Glas en Gerard Slob twee mopsvleermuizen Barbastella barba stellus in, zoals het beschreven werd, "de kelders van een ruïne even buiten Sluis in Westelijk Zeeuwsch-Vlaande ren (atlasblok 53-18)" (Glas, 1982). Dat waren toen de eerste wintersla- pende mopsvleermuizen buiten de mer gelgroeven van Zuid-Limburg. Na de winter van 1982/83 bleek de ruïne van het jongenspensionaat de enige winter verblijfplaats te zijn van deze vleermuis soort Nadien is dit object elke winter bezocht, waarbij steeds de mopsvleer muis vastgesteld kon worden. De twee de vleermuistelling werd verricht door Gerhard Glas samen met Bert Hane- kamp, Rudi van Torre verrichtte de vleermuistellingen tot de winter 1986/ 87 (Lina, 1987). Sinds begin 1986 is de telling door mij uitgevoerd, in samen werking met Kees Mostert en Dick Klees. Of de ruïne veel (vleermuis)- toeristische belangstelling heeft getrok ken, is mij niet bekend, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk. De eigenaar van het objekt voerde daarvoor een te konstant ontmoedigingsbeleid zoals enkele van de hierboven genoemde onderzoekers hebben ervaren. Dit ontmoedigingsbe leid was niet gestoeld op beschermings motieven, maar had naar mijn indruk meer te maken met het territoriaal be waken van het eigendom. Het jongenspensionaat St Joseph werd in 1906 gesticht door de Congrégation des Ecoles Crétiennes. Vanuit het Noordfranse Saint Omer onderwezen Franse broeders tot 1940 aan dit pen sionaat, dat plaats bood aan zo'n 500 Franse jongens. Het gebouwencomplex had de vorm van een carré waarbij het voorfront ontbrak; aan het centrale deel was aan de achterzijde een verlenging gebouwd. De hele westelijke vleugel is in gebruik van een graanhandelaar terwijl in de punt van de oostvleugel een meubelfabriek is ondergebracht De winterverblijfplaats voor de vleermui zen bevond zich in de kelders van de oostelijke vleugel. Het gedeelte met de bakkerij en enkele bijvertrekken leek redelijk goed geïsoleerd. De wanden waren voor een groot gedeelte afgestuct en het plafond bestond uit boogvormige gemetselde constructies. Hier en daar was een steunmuurtje gemetseld met veel open voegruimten. De raampjes, die op een hoogte van anderhalve meter net boven het maaiveld uitkwamen, waren alle met inmiddels verrotte luiken aan de binnenkant afgesloten. Boven de deur- en raamlijsten waren overal grote kieren en spleten. Daar waar de lijsten inmiddels geheel waren weggerot, wa ren er ook scheuren die in verbinding stonden met de spouwruimte. In de twee lange gangen was het plafond afgewerkt met gemetselde klinkers. Door jaren lange lekkage was het voegwerk op de VA V O' S" O s fcc ffe m

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 8