5
ring voor milieu en natuur in de kanaal
zone. Er is 800 hectare industriegebied
geclaimd. Het wordt nog erger als de
Westerschelde een vaste oeververbin
ding krijgt Dat wordt de doodslag voor
de kanaalzone als woongebied! En dat
zal zijn weerslag vinden in heel Zeeuws-
Vlaanderen!"
Met deze onheilspellende woorden in
mijn oren haast ik me naar het paradijs
van West-Zeeuws-Vlaanderen. Hoe
lang zal het er nog zijn, het gebied dat ik
altijd terugvond zoals ik het achterliet?
Eeuwen geleden was hier sprake van
een woeste waterwereld waarin talloze
schorren ronddreven. De mensen die
hun woonplaats op een schorre of een
stukje vasteland hadden, enterden de
stukjes land die langs hun gebied dreven,
met stokken en haken, om zo hun gebied
uit te breiden. Dat was rond 900. Voor
die tijd woonden hier geen mensen.
In de middeleeuwen dijkten monniken
de polders in, die ze in ruime mate van
Vlaamse graven en edellieden kregen.
De eilandjes die ontstonden, werden
naar heiligen genoemd, ik ken zelf Sinte
Kruis, Sint Anna ter Muiden, Sint
Margriete en de Sint Albertpolder.
Waar diepe geulen waren geweest,
bleven kreken over. Andere plassen en
putten zijn overblijfselen van de vele
overstromingen die het land heeft ge
kend. Er zijn veel kreken die een afwis
selend karakter aan het landschap ge
ven.
Ik kom in het verstilde gebied tussen
Waterlandkerkje en Oostburg. Daar ligt
het Grote Gat, een overblijfsel van de
waterweg die in de zeventiende eeuw
van het Zwin naar Elmare liep. Na
dichtslibbing bleef deze kreek over. Hij
onderscheidt zich van de andere kreken
doordat het midden uit een sinterplaat
bestaat Ik zoek met een verrekijker naar
de grillige kalksteenformaties die som
mige mensen aan sintels doen denken,
andere aan koraal en weer andere aan
bloemkolen, maar ik zie niks. Ze schij
nen een zwaveldamp te verspreiden: ik
ruik niks. Wel heb ik overal vlas ge-
rokea Ik zie struiken vol bloeiende
rozebottels. Koeien liggen vredig in het
gras. Een koe waadt naar de sinterplaat
Het Grote Gat is omgeven door prik
keldraad
Van hier ga ik naar het Zwin, een
natuurgebied dat aan de oorsprong van
dit land doet denken, aan het water dat
het land met een superieure vanzelfspre
kendheid binnen liep. De geul die het
binnenland in loopt en de grens tussen
Nederland en België vormt, voorziet het
natuurgebied dat voor viervijfde op
foto: Kras Bocklandt
Belgisch grondgebied ligt, van zout
water. Daardoor is de vlakte van wit
geel zand bedekt met de oud-rose
bloempjes van het lamsoor. De blaadjes
hiervan krijg ik in Sluis soms op mijn
bord.
Hoog in de lucht zeilen twee vogels op
de thermiek met enorme uitgestrekte
vleugels die ze nauwelijks uitslaan.
Ooievaars. Het vogelpark bij Knokke
herbergt er een stuk of 28, als het er niet
meer zijn. Ik heb nooit zo'n vogelvrien-
delijk park gezien. Futen, kluten, wul
pen en uilen die gewond zijn geweest of
om een andere reden niet in de vrije
natuur kunnen leven, zitten daar in
ruime volières. Voor koffie ga ik naar
een houten strandtent Er hangt een
kaart van zuidwest-Nederland, in op
dracht van Alva getekend. Daarop zie je
hoe Zeeland er uitzag rond 1600.
Cadzand en Biervliet liggen op eilanden.
Groede, oostburg en IJzendijke ook. Ik
zie een nauwelijks herkenbaar gebied.
De eigenaars zijn er trots op. Er zijn een
heleboel andere kaarten uit andere
jaren, maar deze is uniek. Op het strand
wachten de wandelende mensen die van
het ene land naar het andere land zijn
gelopen op laagstaand water. Een man
probeert met een tas boven zijn hoofd
over te steken, maar verdwijnt onder
water. Als hij weer boven komt, haast hij
zich terug.
Ik kijk uit over zee en denk aan ons eigen
Avalon, dat hier voor de kust lag. Een
eiland met een kasteel dat mysterieus
verdween. In 1267 werd het al vermeld.
Het werd in de vijftiende eeuw door
Engelsen geplunderd en kreeg daarna
van storm en vloed te lijden. In 1693
werd het als vermist opgegeven.
Wulpen. Een eiland dat zich in de loop
van zijn bestaan nu eens als schor
eiland, dan weer als polder langzaam
van voor Cadzand tot bij Groede voort
bewogen had. Een mythologische her
innering.
Waa-aar eens de stormwind woedde en
blies over het mulle zand, daa-aar
schiepen zich de Zeeuwen uit schor en
slik hun land, maar kwam de stormwind
woeden, hen dreigend met verderf, dan
schiepen zich de Zeeuwen een pas
gewonnen erf'. Het begin van het
Zeeuwsvlaamse volkslied, waarin een
stukje geschiedenis wordt verhaald, ik
rijd naar de pont Een paar jaar geleden
heeft de Zeeuwsvlaamse politie vanda
listische jongeren die van "elders"
kwamen op de boot gezet Hup! Naar
huis! Hoe lossen ze zoiets op met een
vaste oeververbinding?
Het zal dan druk worden. Toeristen
worden er de baas. Ik hang over de
reling. Op de Westerschelde is het
schemerig. Op het water knipperen de
roden en witte lichten van de boeien, op
de oever het licht van een vuurtoren, ik
denk aan de uitbreiding van het indu
striegebied dat het eigenzinnige karakter
van de natuur zou kunnen aantasten,
aan een vaste oeververbinding, en ik
huiver, ik voel de bries van een zachte
septemberavond. Ik kijk naar het land
dat ik verlaat. Ik wil er terug komen en
het vinden zoals ik het achterlaat.
Ira Bart