KREKENHERSTELPLAN
VOOR AARDENBURG
v
Voordat er een ruilverkavelingsplan wordt opgesteld, worden er een viertal zogenaamde deelad
viezen uitgebracht, waarop de ruilverkavelingskommissie zich kan baseren. Het gaat om de
deeladviezen die betrekking hebben op de landbouw, de rekreatie, bos en landschap en een "Advies
natuur, landschap en kuituurhistorie". Dit laatste advies wordt opgesteld door de Natuurweten
schappelijke kommissie van de Natuurbeschermingsraad. Gezien de aard van het gebied heeft dit
advies het motto meegekregen "Herstelplan voor het krekengebied Aardenburg". Hieronder volgt
een uitgebreide samenvatting van het advies, dat hopelijk een belangrijke rol gaat spelen bij het
opstellen van het ruilverkavelingsplan voor het gebied Aardenburg.
2
De ruilverkaveling 'Aardenburg' (ca
6200 ha) bestaat uit een pleistoceen
zandgebied, een holoceen kleigebied
met aanwassen en kreekrestanten en een
overgangsgebied met kreekdoorbraken
en polders achter een dekzandrug
Deze aardkundige elementen
bepalen de hoofdstruktuur van het land
schap.
Het vrij vlakke, licht naar het noorden
afhellende zandgebied tussen Eede en
Moershoofd wijkt op een aantal punten
af van de rest van het gebied. Door de
verspreid nog voorkomende opgaande
beplantingen op de perceelsgrenzen en
langs de wegen, het overwegende gras
landgebruik en de kleinschalige inrich
ting heeft het gebied een eigen karakter.
In aardkundig (geologisch en bodem-
kundig) opzicht is het van geringe betek-
nis. Landschapselementen met een his
torische betekenis zijn o.a. het restant
van de Dopersdijk met de weel Biesput,
de Eekloosche watergang (een Middel
eeuwse moervaart) en de resten van de
vaart Lieve bij Biezen.
De dekzandrug Heille-Aardenburg-Sint
Kruis, die plaatselijk tot 1,5 meter bo
ven de omringende polders uitsteekt, is
een markant element in het landschap.
In samenhang met een drietal dijkdoor
braken is de zandrug van grote aardkun
dige waarde. Op de smalle rug zijn Aar
denburg, enkele kleinere bosjes en de El-
derschans gelegen.
De vestigings- en verdedigingswerken
van Zeeuws Vlaanderen zijn merkte
kens in het landschap en van nationale
betekenis. Bij Aardenburg doet zich bo
vendien de zeer bijzondere situatie voor,
dat ook de Middeleeuwse omwalling,
die veel ruimer is dan de 17e-eeuwse
vesting, nog duidelijk in het reliëf en de
percelering is te herkennen. Bovendien
zijn de vestingwallen van betekenis voor
flora en fauna.
Het kleigebied wordt onderverdeeld in
aanwassen en voormalige geulen. De
aanwassen zijn zeekleipolders die na de
overstromingen van de 16e en 17e eeuw
zijn herbedijkt. In de ondergrond bevindt
zich een 0-2,5 meter dikke laag veen, die
bedekt is door zeeklei. In kreekrestan
ten is het veen door de erosie verdwe
nen en is de bodem over het algemeen
zandig. Het uitgebreide krekenstelsel
van de Passageule, Sint Kruiskreek en
het Grote gat van Oostburg is aardkun
dig van betekenis.
Het onderscheid tussen 'aanwas' en
'geul' is in het landschap te herkennen
door de aanwezigheid van dijken en door
de hogere ligging van het maaiveld in de
voormalige geulen. Dijken komen echter
ook veelvuldig voor binnen het gebied
van de aanwassen. Zij vormen, samen
met de kreekrestanten, de meest karak
teristieke elementen in het overigens
vlakke zeekleilandschap.
NATUURWAARDEN
De 'ruggegraat' van de natuur in het ruil-
verkavelingsgebied 'Aardenburg' wordt
vanouds gevormd door het uitgebreide
stelsel van kreekrestanten. De belang
rijkste zijn de Sint Kruiskreek met uit
lopers, de Passageule en het Grote Gat
van Oostburg.
In en langs de kreken komen uiteenlo
pende milieutypen voor met een karak
teristieke flora en fauna. De natuur
waarden zijn vooral gebonden aan zilte
graslanden, duinvallei-achtige milieus,
riet- en biezenlanden, zilte oeverzones,
struwelen en bosjes.
In botanisch opzicht zijn de kreken
waardevol. Bij recente inventarisaties is
een aantal karakteristieke soorten van
zilte milieus en schrale, vochtige gras
landen aangetroffen. Er komen ook en
kele zeldzame en minder algemene soor
ten voor, zoals selderij, echte heemst,
blauw kweldergras, pijptorkruid, vlees
kleurige orchis en gevlekte orchis.
De botanische rijkdom is echter de laat
ste jaren sterk afgenomen. Dit geldt in
het bijzonder voor soorten van schone,
zoete milieus, zoals dotterbloem, grote
watereppe en moeraswespenorchis.
Desondanks vertegenwoordigen de
kreekrestanten en kreekbegeleidende
graslanden aktueel en potentieel een
grote natuurwetenschappelijke waarde.
Tot in de jaren zestig kwam de otter nog
in de kreken voor. Nu zijn deze gebie
den nog van belang voor kleine zoogdie
ren, zoals de bunzing en vleermuizen.
Vleermuizen hebben hun slaapplaatsen
en kraamkolonies vooral in het klein
schalige landschap van het dekzandge-
bied en zoeken 's avonds kreekrestanten
op als jachtgebied. Voor de oriëntatie
tijdens de dagelijkse verplaatsingen spe
len lijnvormige elementen, zoals heggen
en dijken een belangrijke rol.
Verschillende soorten moeras- en water
vogels gebruiken de kreken als broed-,
rust- of fourageergebied. Tot de bijzon
deren behoren onder andere de roer
domp, bruine kiekendief, waterral,
blauwborst, snor, grote karekiet en
baardmannetje. Langs de kreken in de
graslanden zijn weidevogels als ture
luur,grutto en zomertaling aanwezig, 's
Winters worden deze gebieden bezocht
door de ganzen.
Het Grote Gat van Oostburg is één van
de kreken in Zuidwest-Nederland, waar
zogenaamde 'levende stenen' in voorko
men.
Het zandgebied heeft op sommige plaat
sen nog een kleinschalig karakter. De
struwelen en bosjes zijn botanisch van
belang vanwege voorkomen van bos- en
stinzeplanten. Met name de Elder-
schans en het Toniobosje herbergen en-