De waterkering ligt uiteindelijk na eeuwen van waterbouwkundige inspan ning op z'n huidige plaats. De waterke ring bestaat uit een dijk of een duin. De keuze wordt bepaald door de beschik bare ruimte tot de eerstvolgende getijde- geul. Ligt deze geul dichtbij en is deze diep, dan is het brandingsgeweld en de stormaanval dusdanig, dat hier een zee dijk is aangelegd met de beproefde dijk- bouwmaterialen als eiken palen, basalt zuilen en zware klei. In de aanwezige ruimte tot de getijdegeul wat groter, dan heeft zich hier een zandig duin kunnen vormen. De gezamenlijke massa van strand en duin kan dan de benodigde veiligheid bieden. Zijn we er dan? In het Hollandse scenario misschien wel. Maar in de Delta is een extra inspanning tegen de erosiêve invloed van getijgeu len van essentieel belang voor het behoud van het vaak smalle voorland. Daarom bestaat de zeewering hier nood zakelijkerwijs uit een kombinatie van een dijk of duin met een stelsel van oe ver- en strandverdediging. Aan de Westerschelde bestaat die-oe ververdediging vaak uit bestortingen vanaf de teen van de dijk tot op de bo dem van de getijgeul tot een diepte van 40 tot 60 meter. Is er nog enig voorland aanwezig, dan is dit veelal met stenen dammen (slikdammen) verdedigd. Deze verbinden de oeverwerken met de zee dijk en voorkomen achterloopsheid. Aan de Noordzeekust moet plaatselijk ook de diepe getijdegeul op voldoende afstand uit de dijkteen of duinvoet wor den gehouden. Meestal ligt aan de laag- waterrand van de geulen de koppenlijn van het strandhoofdenstelsel. De vorm geving van de overwerken en de stenen dammen zijn identiek aan die voor de Westerschelde. De uitvoering is wat be treft materiaalkeuze aangepast om de branding te kunnen beteugelen zijn ze zwaarder gemaakt. Tussen Breskens en Cadzand liggen 85 strandhoofden. Op de hoofden zijn meestal 1 of 2 rijen ei ken palen geplaatst. Ze vergroten in ver- tikale richting de funktie van de strand hoofden. Dit is vooral in Zeeland toege past. Dit kan verklaard worden uit het feit dat het springtij hier kan oplopen tot een verschil tussen hoog en laag water van 5.50 meter. Verder is de golfrem- mende werking van paalrijen in de steen glooiing van een zeedijk een vanouds toegepast middel tegen golfoploop. Mis schien dat dit bij strandhoofden- is -be oogd ten aanzien van scheef invallende brandingsgolven. Aldus funktioneerthet Zeeuwse verdedigingsstelsel met diver se pijlen op de boog. Is in een groot deel van Nederland de zorg voor de achterlig gende kering de belangrijkse bezigheid, in Zeeland begint de dagelijkse zorg voor de zeewering al aan de vooroever. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1990 | | pagina 9