KUSTVERDEDIGING
-y
De oorspronkelijke
kustligging
De huidige kustlijn
Het principe
De oorspronkelijke kustligging in het
Zeeuwse deltagebied is in de voor ons
liggende eeuwen een continu proces van
landaanwas en landverlies geweest. De
oorspronkelijke vorm van Nederland is
grotendeels bepaald door de afzetting
tijdens het Pleistoceen en de in dat tijd
perk voorkomende ijstijden. Sinds nadat
in 8000 voor Christus de relatieve zee
spiegelrijzing begon en de bekende
strandwallen en duinen zijn gevormd,
ging het met de zuidelijke gewesten een
andere richting uit dan met de Hollandse
kust.
Na de 8e eeuw trad een periode van
grote kustafbraak op; op de restanten
van strandwallen en het oude duin vorm
den zich de zogenaamde "jonge dui
nen". Evenwel was de achteruitgang
■van de kust in het deltagebied dermate
groot, dat alleen op Schouwen-Duive-
land nog restanten van het oude duin zijn
terug te vinden. Tussen de 6e eeuw en de
7e eeuw was er sprake van een door
braak van de kust tussen het latere
Walcheren en het land van Cadzand. De
zeearm, die hierbij ontstond, werd de
Honte genoemd, wat later zou overgaan
in Westerschelde. Door deze omvang
rijke achteruitgang, die bekend staat als
Duinkerke II en Duinkerke III trans
gressie-fase, werden de bestaande zee
gaten verwijd, de strandwallen geëro
deerd, waardoor op hun beurt nieuwe
zeegaten konden ontstaan. Mede door
deze nieuwe zeegaten werd het aan
wezige veenpakket tot diepten van wel
40 m opgeruimd.
Ontginning en bewoning van deze eilan
den vond plaats omstreeks 900.
Voor die tijd was permanente bewoning,
met uitzondering van de duingebieden,
practisch onmogelijk. Evenals in som
mige noordelijke provincies is waarge
nomen, was het opwerpen van vliedber
gen een mogelijkheid om mens en vee te
beschermen tegen stormvloeden.
Dijkbouw stamt uit latere tijd; een van
de oudste gegevens hieromtrent in dit ge
west is de vermelding van de plaatsnaam
Isendycke in 1046.
De beschikbare middelen uit die tijd zijn
mede-bepalend geweest voor de afme
tingen van de waterkeringen, aangezien
grondverzet en grondtransport dienden
te geschieden met een spa, resp. een
biezen mand. Toen later de klooster
orde zich met het beveiligen van het land
ging bezighouden, werd de schaal van
werken duidelijk vergroot. Evenwel ging
dit gepaard met dermate inspanningen,
dat deze thans noch te boek staan als
"monnikenwerk", zodat dit de omvang
van deze werken duidelijk aangeeft.
Natuurlijk was ontwatering en ontslui
ting van het zopas gewonnen land een
zeker zo belangrijk aspect; bovendien
vergoedden de inkomsten van het land
door middel van landbouw of veeteelt
sneller uitgaven aan deze faciliteiten dan
aan dijkbouw.
Ook toen was het hemd al nauwer dan de
rok!
Daarnaast konden permanente vestigin
gen zich, wegens de toegankelijkheid
door de diepe getijdegeulen ontplooien
als handelscentrum en distributiegebied.
aan de "zwinsteden": Brugge, Damme
en Sluis is gebleken, dat het behoud van
een dergelijke status niet altijd mogelijk
was!
De verruiming van de Westerschelde in
de afgelopen eeuwen, dat gepaard ging
met verhoogde waterstanden en een niet
optimale dijkringen rond de vele eilan
den, waren er de oorzaak van, dat langs
de Zeeuws Vlaamse kust diverse polders
zijn verloren gegaan. Soomige polders
profiteerden van de beschutte ligging
voor stormen uit het noorden achter het
eiland Walcheren. Andere polders ken
den geen beschutting en verdwenen in de
golven, zoals Schoneveld, Wulpen,
Compagnie.
Meer binnenwaarts manifesteerde de
Westerschelde zich naast een getijde
geul ook als een zwaar meanderende
geul. Dit zorgde ervoor dat ook langs de
oever veel landverlies optrad. Als de
Westerschelde de aanval inzette op af
zettingen van jong zeezand, dan konden
Op de algemene ledenvergadering hield
Adrie Provoost, als hoofd van de afdeling
'kustbeheer'van het waterschap het Vrije
van Sluis, een praatje over de kustverde
diging toegespitst qp onze streek. Het
was zo'n interessant verhaal en het ging
over zo'n belangrijk onderwerp, dat we
besloten zijn inleiding in dit nummer van
't Duumpje af te drukken.
Adrie Provoost is op die zelfde ledenver
gadering gekozen in het bestuur van
onze vereniging
zich bovendien typisch Zeeuwse ver
schijnselen voordoen als dijk- en oever-
vallen. Ook hierdoor zijn de afgelopen
eeuwen vele honderden hectaren polder
land verloren gegaan. Als verdediging
tegen deze oevervallen ontstond een
even typisch systeem van de dubbele
waterkering, die de vele inlagen hebben
opgeleverd langs de Wester- en Ooster-
schelde, en algemeen worden erkend als
waardevolle natuurgebieden.
Het resultaat van deze gerichte aanval
op de totale kust is een onregelmatige
kustlijn geworden, met diverse dijkres-
tanten in de vorm van nollen, al of niet
met een zeewerende funktie.
Toch heeft zich ook, wanneer de diepe
getijdegeulen ver genoeg van uit de kust
lagen, een duin kunnen ontwikkelen. Op
het voorland, vaak voormalig bouwland,
konden zich in een periode van voldoen
de zandaanvoer bescheiden duintjes en
stranden vormen. Aangezien de Wester
schelde een slibrijke rivier is, zet de
neerslag van dit slib zich tijdens het getij
in minder diep en dus minder stromend
water als sediment af. Blijkbaar is het
brandingsgeweld aan de Noordzeekust
dermate groot, dat dit het slib uit het
water wast, waardoor hier zandstranden
konden ontstaan. Voorbij Breskens was
dit duidelijk niet het geval.
Na de afsluiting van de overige getijde
geulen in het Deltagebied is bovenge
noemde kombinatie van zandstranden
en rivieroevers vrij uniek langs de Ne
derlandse kust. Alleen de Waddeneilan
den tonen op deze schaal een overeen
komstig beeld. Als we de diskussienota
Met het zilt nog in de haren van alle be
schreven stormen en dijkdoorbraken
komt thans de typische deltakust in
beeld.
6