RECENSIE V WETLANDS EN WATERVOGELS Wetlands en watervogels. A.LSpaans (redaktie)1989. Pudoc, Wageningen. 11 lp. met 8 zwart-wit foto 's en 60 figuren. Gebonden, slappe kaft. Prijs f 35,-. ISBN 90220 0993 9. Verkrijgbaar in de boekhandel. Op 30 september 1988 verliet drs. Jan Rooth het Rijksinstituut voor Natuur beheer (RIN), waar hij 28 jaar als orni tholoog had gewerkt. Aangezien Jan Rooth zo zijn stempel heeft gedrukt op de Nederlandse inspanning ten aanzien van onderzoek, beleid en beheer van wetlands en watervogels, heeft het RIN de juiste beslissing genomen door het symposium, dat ter gelegenheid van dit afscheid werd georganiseerd, geheel aan deze onderwerpen te wijden. Het brede scala aan onderzoek, dat hij zelfheeft verricht of geëntameerd en zijn sterke streven naar internationale sa menwerking en het ten nutte laten ko men van onderzoeksresultaten aan be leid en beheer zijn misschien, naast zijn karakteristieke fysieke verschijning, de meest opvallende kenmerken van Jan Rooth. De organisatie is er in geslaagd al deze aspekten in de voordrachten te laten terugkeren. Wim Wolff opent de reeks met een inter nationale kijk op de belangrijkste wet lands voor Nederlandse watervogels. Hij staat kort stil bij vragen als waar gaan de nederlandse watervogels naar toe en hoe bepalen we het belang van wetlands voor watervogels. Filosofe rend over deze laatste vraag, waarbij hij steeds gebruik maakt van konkrete voor beelden gebaseerd op vooral Neder lands onderzoek, komt hij tot de konklu- sie, dat in de huidige omstandigheden de wetlands in Zuid-Europa en West- Afrika een kritischer rol voor onzewa- tervogels spelen dan de wetlands van Noordwest-Europa. Op deze wijze rechtvaardigt hij niet alleen de grote hoe veelheid onderzoek dat door de Neder landse ornithologen vooral in het laatste decennium in het buitenland is verricht, maar maakt hij ook duidelijk dat op dit moment elke gulden die aan wetlandbe scherming ten zuiden van de Pyreneeën wordt besteed, meer watervogels ople vert dan een in Nederland bestede gul den. Zijn sterns in Nederland een bedreigde vogelgroep? Jan Veen en Jan Faber be spreken de faktoren, die een verklarende rol (kunnen) spelen in de voor- en ach teruitgang van de populaties in Neder land. Het verhaal richt zich vooral op de situatie in het broedseizoen en zoekt aan de hand van gegevens van Visdief, Noordse stem en Grote stem naar het antwoord op de vraag hoe de broedresul- taten van stems afhankelijk zijn van het voedsel en in welke mate predatie van de kuikens door de voedselsituatie wordt beinvloed. De konklusie, die ik naar aanleiding van het verhaal trok, was dat er met name van de situatie buiten de broedtijd relatief weinig van "onze" stems bekend is. Arie Spaans en Ruurd Noordhuis be handelen op heldere wijze de voedsel- konkurrentie tussen Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw. Hun onderzoek onderstreept de noodzaak voor beleid en beheer om erop bedacht te blijven dat maatregelen die vóór of tegen een be paalde soort worden genomen gevolgen kunnen hebben voor andere soorten. De naam Jan Rooth wordt vaak in één adem genoemd met de beroemde Fla mingo's van Bonaire. Zijn europese tegenhanger in deze Flamingopassie, Alan Johnson, vat het veelomvattende onderzoek aan de "Europese" Flamin go in de Camargue samen, de belangrijk BRANDGANZEN ste kraamkamer van de soort in Europa met maximaal 20.000 paar. Het herstel van de broedplaats op kosten van de zoutindustrie noemt hij een mooi voor beeld hoe ekonomie en natuurbeheer sa- man kunnen gaan, als beide partijen van goede wil zijn. Ringen was tot voor kort de enige metho de om de herkomst en trekroutes van vo gels te achterhalen. Cor Smit en Eddy Wymenga presenteren een nieuwe tech niek: aan de hand van de biometrie (dat wil zeggen de afmetingen van lichaams delen als vleugel en snavel) van in West- Afrika gevangen steltlopers is het moge lijk de ligging van de broedgebieden af te leiden. Voorwaarde is echter dat er vol doende referentiemateriaal uit deze ge bieden aanwezig is. Museummateriaal is in dit geval zeer waardevol. Door Bart Ebbinge wordt de Afrikaanse zon geruild voor de Noordrussische broedgebieden van de Brandgans. Zijn verhaal over de pleisterplaatskeuze, ge baseerd op de resultaten van onderzoek met grote aantallen individueel gekleur- merkte vogels, leert dat strikte plaats- trouw zeker geen wet van Meden en Per zen is. Er zijn individuele verschillen, die er toe leiden dat er steeds verkennin gen worden uitgevoerd. In de praktijk betekent dit dat kompenserende maatre gelen elders zinvol zijn, mocht een belangrijk voedselgebied verloren gaan. Een belangrijke tweede konklusie uit het i a

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1990 | | pagina 16