V«5etAtfo>Ap1>9>t «eeuw - UCmhjUMH DE VEGETATIE VAN ZEEUWS VLAANDEREN INLEIDING VEGETATIE-ONDERZOEK HET RAPPORT Eind april verscheen bij de Provinciale Planologiese Dienst (PPD) voor Zeeland het rapport 'De vegetatie van Zeeuws- Vlaanderen'. Omdat planten en vegetatie in 't Duumpje altijd wat onderbelicht zijn geweest, een reden om daar wat uitgebreider bij stil te staan. Op basis van een interview met Roel Mooy - samensteller van het rapport - eerst wat over de voorgeschiedenis. Na de oorlog kwamen in Nederland een aantal ontwikkelingen in een stroomver snelling, zoals een snelle industrialisatie, steeds intensievere landbouw, bevol kingsexplosie en daarmee gepaard gaand stadsuitbreiding en massa-rekreatie. Hier door kwamen verschillende belangen steeds meer met elkaar in konflikt en niet in de laatste plaats kwam natuur en milieu flink in het gedrang. Gelukkig was er ook een groeiende groep mensen die daar tegen protesteerde. Dat leidde ertoe dat de Rijks Planologiese Dienst het milieu van heel Nederland in kaart bracht om zo beter met milieubelangen rekening te kunnen houden. Er kwam echter wel al spoedig kritiek op deze milieukartering. Er werd uitgegaan van de 'potentiële vegetatie' van elk gebied, dus de vegetatie die daar bij een volko men natuurlijke ontwikkeling zou thuis horen. In Zeeland is dat bos! Met zo'n gegeven kan je dus niks! De vele kritiek leidde ertoe dat op rijksnivo de boel in het slop raakte, waarna vervol gens de provincies de draad oppakten. Nu was het de bedoeling om allereerst basisgegevens over natuur en milieu te verzamelen. Interpretatie en waardering zijn subjektieve en tijdsafhankelijke ak- tiviteiten. Basisgegevens dienen echter objektief en daarmee voor iedereen als uitgangspunt akseptabel te zijn. In 1974 trok de PPD van Zeeland een eerste beleidsmedewerker aan om te starten met de milieukartering: Ad Beenhakker. In 1976 kwam daar Anton van Haperen bij en met hem startte het vegetatie-onderzoek, om te beginnen op Walcheren. Inmiddels is bijna heel Zeeland op flora en vegetatie geïnventa riseerd. De Kop van Schouwen sluit dit jaar het onderzoek af. Er is nu bij de PPD een Buro Natuur en Landschap met 5 medewerkers voor 4 dagen per week en er lopen nu ook inventarisaties vinden. In totaal zijn tussen 1980 en 1983 806 van deze 'uurhokken' gedaan. Per uurhok werd van elke dijk, weg berm, weiland, kreek... een streeplijst van gevonden wilde (hogere) plante— soorten opgesteld. Daarnaast werd elk gebied vastgesteld tot welk vegetatie-type of -kompleks de plantengroei behoorde. Daarvoor werd onderscheid gemaakt in 19 vegetatietypen of -kompleksen. Die indeling is niet 100% wetenschappelijk, maar wel op een zeer praktiese manier opgesteld, voornamelijk op basis van een kombinatie van veldervaring en de offi ciële indelingen. Het resultaat van het onderzoek is dus te vinden in het nu verschenen rapport. De 140 pagina's tekst plus bijgevoegde bodemkaart en vegetatiekaart zijn over- intensief cultuurgrasland (7) schraal kalkarm droog grasland (6.11.) schraal kalkrijk droog grasland (duingrasland) (6.1.) zoutmijdend vochtig grasland (4.1. B) i kalkarme ruigtevegetatie (o.a heide en brem) (6.11.) kalkrijk duinstruweel (11) soortenrijke rietvegetatie (1.111.) "7[>j zilt grasland (3.11.) zilte ruigte (o.a. zeebies) (1.1.) i reliëfrijk grasland voedselrijke ruigte, (droog en vochtig) (5.1.) moerasruigte (10) •„J fr—n kweek, rietzwenk- r voedselrijke ruigte 11 vegetatie (9) (brandnetel, vlier) (10) j intensivering van beweiding en bemesting extensivering van beweiding en bemesting stopzetten van beweiding en bemesting zeer sterk bemest, intensief beweid weinig bemest, extensief beweid onbemest, onbeweid Invloed van beweidings- en bemestings- druk. van vogels en van landschaps-elementen. Terug naar Zeeuws Vlaanderen. Het eerste jaar, half mei t/m half september 1980 heb ik zelf meegedaan aan het on derzoek. Naast de vaste PPD-medewer- kers werd toen nog met stagiaires ge werkt. Dat heeft er toe geleid dat in 1980 en vooral 1981 nogal wat leuke soorten over het hoofd gezien zijn (afgezien van seizoensinvloeden, voorjaarsplantjes vind je niet meer in augustus en omgekeerd). De jaren daarna zijn de stagiaires 'afge schaft' en werd alleen nog gewerkt met tijdelijke maar volledig betaalde mede werkers. Dat waren meestal hobbyisten, wat de kwaliteit van het onderzoek ten goede is gekomen. Maar goed, hoe ging nou dat onderzoek? Het hele gebied werd per vierkante kilometers geïnventa riseerd, volgens de km2 indeling die op de topografiese kaarten is terug te zichtelijk en goed leesbaar voor iedereen die erin is geïnteresseerd. Maar ook voor de meer doorgewinterde florist bevat het een schat aan informatie: de fraaie vegetatiekaart (schaal 1.50.000, met verschillende kleuren en arceringen), een lijst van alle gevonden wilde planten soorten met daarbij hun voorkomen in de verschillende vegetatiekompleksen, hun globaal verspreidingspatroon en hun regionale of landelijke zeldzaamheid (in 1930 en 1980 resp. 1980-1983). Verder vinden we in het rapport een inleiding en verantwoording, een globale beschrijving van het gebied (klimaat, ontstaanswijze, huidige landschap, plantengeografiese distrikten en verspreidingspatroon van flora en vegetatie), een verhaal over algemene begrippen, waardering en beheer en de onderzoeksmethode en een literatuurlijst. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1986 | | pagina 7