wezen als beschermde diersoorten in de
Natuurbeschermingswet. De boomkikker
komt bovendien voor op de lijst van
streng beschermde diersoorten van het
Verdrag van Bern. Op grond van dit
Verdrag, door Nederland goedgekeurd
op 28 oktober 1980, dienen zowel de
boomkikker als zijn leefmilieu be
schermd te worden.
houd van natuurwaarden en voorts
slechts voorschriften bevat omtrent be
bouwing en geen voorschriften omtrent
ander gebruik van de grond (het vereiste
van aanlegvergunning ontbreekt bij de
bestemming 'cultuurmonument'). Ook
biedt een bestemmingsplan geen moge
lijkheden voor aktief beheer van een na
tuurmonument.
Teneinde te voorkomen dat tijdens de
periode van maximaal één jaar waarin de
aanwijzing tot natuurmonument in over
weging is, de waarden van het gebied
worden aangetast, treden de rechtsgevol
gen terstond in werking.
Andere van kracht zijnde instrumenten.
Voor het gebied is het bestemmingsplan
buitengebied van de gemeente Sluis van
kracht. De voor het natuurmonument
van kracht zijnde bestemmingen zijn.
- cultuurmonument
- water
-landschappelijk waardevolle dijken en
wegen
In net algemeen blijven de regelingen in
een bestemmingsplan beperkt tot ruimte
lijk relevante aspekten. Voor de bescher
ming van de biotoop van de boomkikker
is een bestemmingsplan als instrument
in het algemeen niet toereikend. Daar
komt bij dat het onderhavige, vigerende
bestemmingsplan niet gericht is op be
Toepassing van de Natuurbeschermings
wet opent de mogelij khgeid om het
beheer middels een beheersplan te rege
len.
Gebruik.
Volgens de Natuurbeschermingswet moet
voor handelingen die de wezenlijke ker-
merken van het beschermd natuurmonu
ment aantasten, dan wel schadelijk voor
de natuurwetenschappelijke betekenis of
ontsierend zijn, vergunning worden aan
gevraagd. Ook voor handelingen die uit
gevoerd worden buiten het natuurmonu
ment maar die een negatieve invloed
hebben op de in het natuurmonument
aanwezige waarden, dient een vergun-
ding te worden.
Omdat de toepassing van de Natuurbe
schermingswet vooral is gericht op de
instandhouding van de aanwezige waar
den kan in het algemeen het tot dusver
gevoerde beheer, dat (mede) geleid heeft
tot het thans nog aanwezig zijn van een
waardevolle situatie in grote lijnen wor
den voortgezet. Hieronder dienen uit
drukkelijk niet te worden verstaan het
storten en verbranden van afval in de
berm en het bestrijden van brandnetels
met chemiese bestrijdingsmiddelen. Ge
zien de schadelijkheid is voor het uit
voeren van dergelijke handelingen dan
ook een aanlegvergunning vereist.
Voor bezoekers is artikel 16 van kracht.
Volgens dit artikel is het verboden een
beschermd natuurmonument te veront
reinigen, daarin planten, bloemen of
takken uit te steken, te plukken, af te
snijden of te vervoeren, dieren te ver
ontrusten, te vangen of te doden of dit
te pogen of in het algemeen daarin
schade aan de natuur toe te brengen. Dit
artikel is met name bedoeld voor inci
dentele bezoekers, die vanaf de openbare
weg het zomerbiotoop kunnen bereiken.
Gewenst beheer.
Binnen het natuurmonument liggen de
verschillende deelbiotopen die essentieel
zijn voor het voortbestaan van de
boomkikker.
Het voortplantingsbiotoop wordt
gevormd door de gracht. Vanuit het
oogpunt van optimaal beheer van de
boomkikkerpopulatie is het gewenst het
maaien en schonen van de grachtoevers
niet machinaal uit te voeren, doch met
handkracht (met zeis en baggerbeugel).
Dit kan het beste in de eerste helft van
oktober gedaan worden., in deze periode
is de kans gering dat er reeds amphi-
bieën in de gracht aanwezig zijn voor
hun overwintering. Eventueel aanwezige
amphibieën kunnen na te zijn 'uitgebag
gerd' dan alsnog terugkeren in de gracht.
Het laten verlanden van de gracht is
ongewenst. Dit kan voorkomen worden
door éénmaal in de 5 a 19 jaar een ge
deelte voorzichtig, bij voorkeur met
baggerbeugel, uit te diepen: ook deze
maatregel dient in de eerste helft van
oktober te worden uitgevoerd.
Het zomerbiotoop wordt o.a. gevormd
door de sloot gelegen tussen het grasland
en de weg rondom het natuurmonument.
Van belang in en rond deze sloot zijn de
ruigtevegetaties en de struik begroeiingen.
Regelmatig dient een deel van de struik
begroeiing afgezet te worden om te
voorkomen dat de struikvegetatie zo
dicht wordt, dat geen licht meer in de
sloot komt. Dit afzetten moet in de
periode oktober-maart gebeuren zodat de
ruigtevegetatie ongestoord blijft. Het is
ongewenst dat de struik en ruigte vege
taties te behandelen met chemiese be-
14