Van Dijk en Van Os (1982) geven als ge middelde groepsgrootte over de periode 1970-1980 een waarde van 7,5 waarbij ze opmerken dat na een droge zomer de gemiddelde groepsgrootte hoger ligt dan na een natte zomer (resp. 8,5 en 6,7). Gezien het weer was 1984 voor de patrijs een gemiddeld broedjaar. Helaas ver melden bovengenoemde auteurs niet in welke tijd van het jaar zij de groeps grootte bepaald hebben, een vergelijking met de voor West-Zeeuws-Vlaanderen gevonden waarden lijkt dan ook niet reëel omdat de 'kluchten' tot in novem ber uit één paar met de jongen bestaan en ze daarna vaak uitgroeien. Die uit breiding kan plaats vinden doordat on gepaarde individuen opgenomen worden, of paren die zonder sukses hebben gebroed, of door de jacht sterk uitge dunde families. Ook kunnen enkele onvolledige of zelfs komplete familie groepen samengaan (Ruitenbeek 1983). Dichtheid Voor een aantal polders zijn in tabel 1 de dichtheden van de patrijs weergege ven. Die polders verschillen nogal van karakter. Bij de berekening voor geheel West-Zeeuws-Vlaanderen (28.800 ha, Enkelaar 1971) is een oppervlakte van 27.000 ha gebruikt door te korrigeren voor de oppervlakte van de bebouwde kommen. Hierdoor is de dichtheid beter te vergelijken met de andere genoemde gebieden. De gemiddelde dichtheden in Nederland variëren van 0,5 tot 2,5 paar per 100 ha. op de zandgronden van Drente, de Veluwe, Twente en oost-Brabant tot 10-15 paar per 100 ha op de rijke klei van West-Brabant en Zeeland (Teixeira 1979). Tabel 2. Dichtheden van de patrijs aantal vogels per 100 ha] in West Zeeuws Vlaanderen in 1962, 1971 en 1984. Jaar Dichtheid Bron 1962 22,2 Enkelaar 1971 1971 33,3 Enkelaar 1971 1984 7,4 dit artikel Hoewel deze telling een wintersituatie beschrijft en dus niet helemaal te verge lijken valt met bovengenoemde dichthe den, komt man na voorzichtig rekenwerk tot de konklusie dat deze hoge dichthe den alleen nog maar in de Paulinapolder gehaald worden. Landelijk gezien echter behoort de regio zeker nog tot de meest patrijzenrijke ge bieden. Bestandsontwikkeling Als de dichtheden voor de patrijs van 1962, 1971 en 1984 naast elkaar worden gezet kan er geen andere konklusie getrokken worden dan op grond van de ervaringen uit andere delen van het areaal al te voorspellen viel. Ook als men rekening houdt met sterke schom melingen in de populatie door strenge winters en natte voorjaren en zomers of een mogelijke overschatting door Enke laar (1971). Ook in West-Zeeuws-Vlaan deren is de patrijzenstand dus drastisch achteruit gegaan in de laatste decennia. Diskussie Waarom is de patrijs zo achteruitge gaan? Over het antwoord op deze vraag verschilt men in de literatuur weinig van mening. Er worden steeds dezelfde fak- toren genoemd. De veranderingen in het landschap, zowel de grote veranderingen (ruilverkaveling, schaalvergroting) als de kleine (verdwijnen van ruige 'over'hoek jes). De intensivering van de landbouw. Het gebruik van herbiciden waardoor er minder onkruidzaden zijn. Het gebruik van pesticiden waardoor er minder in- sekten zijn die toch het hoofdvoedsel vormen voor de jonge patrijzen en waarschijnlijk een essentieel onderdeel van het volwassen voedselpakket. Uit breiding en verbetering van het wegennet waardoor onverharde wegen vervallen als plaatsen waar grit opgenomen kan wor den en een stofbad genomen kan wor den. De geleidelijke verandering van gewassen waarbij het steeds meer de richting opgaat van suikerbieten, ma'is en aardappelen die voor de patrijs minder geschikt zijn. (Van Dijk en van Os, 1982; Ruitenbeek 1983, Teixeira 1979.) Ook stadsuitbreiding en industrialisatie eisen hun tol (Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland 1981). Ouweneel (1984) zegt dat er nog andere oorzaken moeten zijn, mogelijk klimato logische. Het argument echter dat hij gebruikt voor deze nieuwe theorie is allerminst overtuigend. Hij baseerde zijn mening op het feit dat juist in gebieden als Zeeland, waar de landbouw uitgeoe fend wordt op manieren waarvan gezegd wordt dat ze negatief werken op de patrijzenstand, nog de hoogste dichthe den worden bereikt. Zoals uit de resulta ten van deze telling blijkt is ook in deze gebieden wel degelijk een sterke achter- Tabel 1. Dichtheden van de patrijs [aantal vogels per 100 ha] in West Zeeuws Vlaanderen in januari 1985. Gebied Landschapskarakter Oppervlakte Aantal Dichtheid West Zeeuws Open polderlandschap met overwegend akkerbouw op zeeklei; relatief kleine 27.000 ha 2000 Vlaanderen polders omzoomd door met populieren begroeide dijken. Vele tientallen kilometers onverharde weg. Weinig en steeds minder reliëfrijke weilanden. 7,4 Gen.Prins Grootste polder uit het gewest; zeer open met weinig brekende elementen als Willempolder onverharde wegen, dijken, weilandjes of ruige hoekjes. de Biezen 1952 ha Paulinapolder Kleine aan de zeedijk grenzende kleipolder met enkele kilometers onverharde weg, 162 ha dijken met ruige begroeiing, enkele rommelige weilanden, sommige met hoogstamfruitbomen. Omzoomd met populierendijken. Kleinschalig landbouwgebied grenzend aan België, met relatief veel kreken, 575 ha weilanden en ruige hoekjes, zanderige kleigrond. 66 67 113 3,4 19,7 11

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 13