wat er in de kolonie gebeurde. Na een paar dagen kregen we wat meer duidelijkheid. Ken Zilvermeeuw met een handicap in de vorm van een stuk plastic aan de poten en de staart vond het makkelijker regelmatig de duintjes af te stropen op zoek naar sterneieren dan om zijn soort genoten te volgen naar de slikken, de haven of de vuilnisbelt. Vliegen deed hij uitstekend en alleen als hij zich sterk bedreigd voelde, zodat we hem niet konden vangen. Met kippeëieren lokten we hem naar de duintjes met als doel hem in ieder geval uit de Ring weg te houden, want werden de dwergsterneieren ontdekt dan was het debacle kompleet. Nadat verschillende vang- pogingen mislukten konden we op 6 juni deze Zilvermeeuw bemachtigen waarbij zijn eigen vraatzucht hem uiteinde lijk noodlottig is geworden. Intussen had deze terrorist meer dan twee weken alle Visdieven uit de duintjes ge houden en had alleen een Strandpleviertje kans gezien zijn eieren uit te broeden. Tijdens een controle van half juni bemerkten we, behalve een hoopvol herstel van de Visdief, een tweetal eitjes in een duintje die we nog nooit eerder gezien hadden. Een week later bevatte het nestje vier eieren. De eieren waren zo groot als van een Strandplevier en lagen diep in de vegetatie. De oudervogel kregen we pas na een paar weken te zien: een Bonte strandloper. Begin juli kwamen drie van de vier eieren uit. Vermoedelijk is dit het eerste broed- geval van de Bonte strandloper in Zeeland. Eind juni was de achterstand van het aantal broedparen van de Visdief volledig ingelopen. Begin juli spoelden er nog wel ongeveer 150 legsels weg, maar hiervoor kwamen er twee weken daarna weer 250 terug.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1984 | | pagina 10