Biologie
Behalve de galvormers leven in en op de gal
len nog vele planten en dieren. De verhoudin
gen tussen al deze organismen zijn zeer inte-^
ressant. Sommige spelen een belangrijke rol,
andere zijn meer toevallig. Men kan de orga
nismen in de volgende groepen verdelen:
1. de galvormers;
2. de inquilienen of kommensalen. In vele ge
vallen leven behoudens de legitieme bewoners
andere dieren, die eveneens van de opgehoopte
voedingsstoffen gebruik maken. Soms leven gal
vormers en inquilienen vreedzaam naast elkaar,
soms sterft de galvormer. In het laatste geval
zou men van een koekoeksverhouding kunnen
spreken.
In mijtgevallen leven behalve de eigenlijke
bewoners vaak andere mijten, soms zelfs soor
ten die ook zelf gallen kunnen vormen. In de
heksenbezemachtige woekeringen, die door Phy-
toptus triradiatus van wilgekatjes gemaakt
worden, vond Nalepa nog vijf andere mijtsoor-
ten.
Het best bekend zijn de inquilienen bij de
galwespen. De larven van de inquilienen kunnen
in de galkamer huizen en deze door tussen-
schotten in zoveel kamers verdelen, als er lar
ven zijn. De galvormer gaat dan dood. Maar ze
kunnen ook kamers vormen in de wand van de gal
en dan blijft de galvormer vaak leven. Dikwijls
is buiten aan de gal te zien of er inquilienen
in huizen. De gallen van Andricus kollari zijn
bolrond en glad. De exemplaren, waarin inqui
lienen wonen, worden hoekig en wrattig en blij
ven vaak klein.
3. de parasieten en rovers;
Waarschijnlijk zijn alle galbewoners onderhe
vig aan aantasting door parasieten. Meestal
gaat het om parsietiese wespen, die hun eitjes
m.b.v. een legboor in de gal leggen. Zelfs de
hardste en dikste wanden kunnen deze doorbo
ren, bovendien geschiedt de aantasting meestal
-28-
als de wanden nog niet sterk verhard zijn, als de
gal en het gnldier dus nog jong zijn.De larven van
deze parasieten leven of in de galbewoners, men
spreekt dan van endoparasieten, of zij leven bui
ten op de huid, en zijn dan ektoparasieten.
Er zijn sluipwespen bekend, die van galmijten le
ven. De parasieten van bladluizen behoren tot de
chalcididen. Daarnaast worden bladluizen aange
tast door zweefvliegen (die ze uitzuigen), larven
van enkele galmuggen, mijten e.a. Men moet deze
dieren dus meer als roofdieren beschouwen. G-al-
muglarven worden belaagd, door diverse vliesvleu-
geligen, en bovendien enkele galmugsoorten.
Het grootste aantal parasieten leeft echter in de
gallen van galwespen. De parasieten leven niet al
leen van de galvormers, maar ook van de inquilienen
Bovendien herbergen de parasieten op hun beurt weer
parasieten, die men hyperparasieten noemt. Uit
ruim honderd gallen van Cynips disticha kweekte
Docters van Leeuwen in 1939 slechts 7 disticha wes
pen. Uit de aardappelgal van de eik werden niet min
der dan 11 inquilienen en 79 parasieten verkregen.
4. de dieren, die de gallen aantasten;
Zover bekend, zijn er geen dieren die uitsluitend
van gallen leven. Wel vond Karny op Java een sprink
haar in grote blaasgallen, waarvan de binnenkant
met een viltlaag bekleed was. De sprinkhaan graas
de dit af, maar het is niet bekend of dit dier ook
niet ander plantaardig voedsel tot zich neemt. De
gallen van de galwesp Neuroterus albipes f. laevi-
uscuius kunnen in sommige jaren zo talrijk zijn,
dat de grond onder de eiken, waarop deze gal voor
komt, soms wit daarvan is. Fazanten en korhoenders
eten deze gallen graag, maar de galbewoners zul
len het darmkanaal van deze vogels wel niet levend
verlaten. Uit Amerika zijn enkele gallen bekend
met een vlezige wand, die door vogels gegeten wor
den. Zij verteren alleen de sappige buitenlaag, de
harde kamerwand met de galbewoners wordt onbescha
digd uit het lichaam verwijderd. Men zou dit kun
nen vergelijken met vlezige vruchten en zaden, die
door vogels gegeten worden en verspreid.
-29-