aspecten heeft geleid tot voorkeur voor het
tijdstip van.sluiting in het voor- of najaar.
Omdat deze perioden ook voor de visserij
relatief gunstig waren, is tenslotte gekozen
voor sluiting van het Tholense Gat in oktober,
en van het Krammer in april.
Ter beperking van de milieuschade werden de
volgende eisen gesteld. De verlenging van de
getijperiode mag niet verder gaan dan het
dubbele van de normale periode, zodat nog
minstens eenmaal per dag een hoogwater en
een laagweter optreden, en dan bij voorkeur
overdag. De kans dat de stormvloedkering
langer dan twee dagen geheel gesloten bleef,
mocht niet groter zijn dan 10%. De kans dat
de fase met hoogwaterstanden lager dan
N.A.P. 1 m en vrijwel zonder laagwaters
langer dan 5 dagen zou duren, mocht niet
groter zijn dan 30%. En de kans dat het tijdstip
van sluiting buiten de gekozen maanden
oktober en april zou vallen mocht niet groter
zijn dan 20%.
Constructiedetails worden bij voorkeur
gedimensioneerd op grond van een economi
sche optimalisering, maar omdat de schade
bij bezwijken van de constructie ook mensen
levens, psychologische schade of milieuschade
kan betreffen, is dit niet steeds mogelijk. Voor
het bepalen van de aanvaardbare bezwijkkans
is onderscheid gemaakt tussen hoogwaterke
ringen zoals de Tholense dijk en bestaande
dammen als de Grevelingendam enerzijds, en
overige constructies zoals havendammen
anderzijds. De aanwezige bezwijkkans mocht
door de uitvoering van de werken niet
significant vergroot worden. Uitgaande van de
bestaande bezwijkkans van 10 4 voor de
hoogwaterkeringen mocht de bezwijkkans ten
gevolge van de werkzaamheden niet groter
zijn dan 105 Voor de overige constructies
werd een faalkans van 1% geaccepteerd.
Om de tijdsduur van de aanleg van de
zanddrempel te beperken was een zandproduk-
tie nodig van 6000 m3/uur. Om deze produktie
zo nauwkeurig mogelijk en met een zo hoog
mogelijk rendement in het damlichaam te
krijgen is gekozen voor het systeem van
pijpstorten met behulp van verhaalbare
pontons.
Optimalisering van de inhoud van drempel en
kap leidde tot de beslissing de drempel zo
hoog mogelijk op te bouwen. De aanleg van
de kap, waarbij het getij op de Oosterschelde
sterk zou worden beïnvloed, moest zo kort
mogelijk duren, dus moest ook de hoeveelheid
zand die in de kap verwerkt werd zo klein
mogelijk zijn. De zandverliezen mochten in
relatie tot de zandproduktie niet te hoog
worden, daar anders de gewenste voortgang
622
niet gehaald zou worden.
Praktisch werd aan de maximale hoogte van
de drempel een grens gesteld door eisen van
de uitvoering: de minimaal benodigde diepte
voor drijvend materieel is nu eenmaal 3 a 4 m.
Afstemming van de drempel op deze criteria
heeft de hoogte ervan bepaald op N.A.P.
-5,00 m voor het Tholense Gat, waar de
werkbaarheid maatgevend was, en op N.A.P.
-8,00 m voor het Krammer, waar het vooral
ging om beperking van de zandverliezen.
Wanneer de hellingen van de kap tegen
zouden vallen, bestond de mogelijkheid dat de
basis van de kap groter zou worden dan de
kruinbreedte van de drempel. Voor het
bepalen van de optimale kruinbreedte van de
drempel zijn probabilistische berekeningen
gemaakt. Hieruit is de kans bepaald dat de
kap over de rand van de drempel gespoten
zou worden. De kruinbreedte van de drempel
werd geoptimaliseerd door de schadeverwach-
ting af te wegen tegen de meerkosten van een
bredere drempelkruin. In het Krammer is de
drempelbreedte bepaald op 750 m, in het
Tholense Gat op 540 m.
Stormvloedkering
Met behulp van de stormvloedkering kunnen
vele getijvormen gecreëerd worden, het
ontwerp richtte zich op het vinden van
aanvaardbare omstandigheden voor zowel het
milieu als de sluiting zelf. Hiertoe is een aantal
mogelijkheden in beschouwing genomen:
allereerst een ongedempt, niet gerekt getij;
dan een matig gedempt, niet gerekt getij;
vervolgens een enkeldaags getij, een enkel-
daags getij met gereduceerd laagwater en een
enkeldaags getij met gereduceerd laag- en
hoogwater; tenslotte de toestand bij geheel
gesloten stormvloedkering.
Door overgangspunten tussen de periodes
zorgvuldig te bepalen voorkwam men dat er
directe nadelige gevolgen voor het milieu
zouden moeten worden gevreesd.
Voor de sluiting van het Tholense Gat, die
onmiddellijk viel na het gereedkomen van de
stormvloedkering, is een eenvoudig scenario
zonder gerekte getijden gekozen. De achter
eenvolgens in te stellen doorstroomopeningen
van de stormvloedkering bedroegen 80%, 40%
en 10% van de geheel geopende stormvloed
kering. Tien procent is overigens gelijk aan de
lek bij gesloten schuiven.
Bij de Krammersluiting was een gecompliceer
der gebruik van de stormvloedkering nodig,
mede door de lange duur van de sluiting
(tabel 2).
Zoals gezegd werd als schakelcriterium