f opulatie-ontwikkeling en het aantal te vangen schollen (figuur 5). In het meest c unstige geval zijn er na zo'n 10 jaar ruim 2 niljoen oude schollen in het meer en kunnen e r jaarlijks 500 000 gevangen worden. In een aarschijnlijker geval wordt de stand 900 000 s ;hollen en zijn er per jaar slechts 200000 te v angen. Zou men echter veel meer willen gaan vangen, c an zal er moeten worden uitgezet. Het c verzetten van vis uit de Oosterschelde wordt 6 s minder ideaal gezien. Beter lijkt het om s;holletjes van 5 cm te kopen bij een kweker, c ze zelf te gaan kweken. Misschien in het k >elwater van de kerncentrale van Borssele? I- st voordeel hiervan is, dat de zeer hoge n ituurlijke sterfte van eieren en larven wordt o nzeild. Een kosten/baten-analyse zal de h ialbaarheid van zo'n project moeten uitwijzen. L teraard zullen de sportvissers zelf het leeuwendeel van de kosten moeten dragen. Er z Hen toch al gauw een 1,5 miljoen scholletjes p r jaar nodig zijn. Qua aanbod aan bodem- d aren zal een scholbezetting van 50 kg/ha g en voedselproblemen opleveren, zoals na d afsluiting is gebleken. H at zal na het voorgaande geen betoog meer b hoeven, dat hoe meer water er via de B ouwerssluis wordt binnen gelaten, hoe g oter de intrekmogelijkheden zijn voor vissen v. nuit de Noordzee, en des te gevarieerder de vi fauna van het meer. Een zout Grevelingen- m aer, mits met overleg beheerd, zal nog veel p1 azier kunnen bieden aan een grote categorie gebruikers: natuurliefhebbers, recreanten - zeilers, sportvissers, duikers - beroepsvis sers - op schelpdieren en paling - en weten schappers. Het is trouwens gebleken dat de paling- en oestervisserij zonder wederzijdse schade naast elkaar kunnen worden uitgeoe fend. De Grevelingen is eigenlijk één groot ecologisch experiment; verrassingen, zoals in het verleden zijn opgetreden in de vorm van de platte Zeeuwse oester, zijn ook in de toekomst niet uitgesloten. Tot slot De resultaten van het kwantitatieve visonder- zoek in het Grevelingenmeer tonen duidelijk aan dat er met gericht wetenschappelijk onderzoek allerlei relevante informatie beschikbaar komt, die ten behoeve van beleids- en beheersvragen in de Deltawateren kan worden aangewend. Helaas is de toekomst van het visonderzoek in het Deltagebied niet zo zeker. Door allerlei bezuinigingen en het dientengevolge verleggen van de prioriteiten zal het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek zijn onderzoeksinspanning halveren, en doet het Delta Instituut op het ogenblik vrijwel geen onderzoek meer op dit gebied. Alleen de gegevens van de fuikenvis serij in de Oosterschelde en incidentele meldingen zullen nog informatie kunnen leveren over de mogelijke veranderingen in de visfauna van de Oosterschelde na het gereed komen van de stormvloedkering. 595

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1987 | | pagina 49