Onderzoek naar de gevolgen
van uitstel van de
compartimenteringswerken
Met het oog op de in de jaren tot en met 1986
dreigende overschrijding van het budget voor
de Oosterscheldewerken is in juni 1982
opdracht gegeven een onderzoek te doen naar
de gevolgen van uitstel van de compartimen-
teringswerken. Deze opdracht sloot aan op
een door de Raad van de Waterstaat in het
begin van 1982 uitgebracht advies betreffende
bezuinigingsmogelijkheden. Het onderzoek
moest eind 1982 afgerond zijn; daarna zou dan
het vereiste bestuurlijk overleg plaatsvinden,
alsook advisering door de Raad van de Water
staat.
Voor de uitvoering van dit onderzoek is de
Stichting Samenwerkende Instellingen ten
behoeve van Beleidsanalytische Studies
(SIBAS) ingeschakeld. Van de zijde van de
Rijkswaterstaat werd het onderzoek begeleid
door een werkgroep waarin de betrokken
diensten vertegenwoordigd waren. Deze groep
heeft zoveel mogelijk de nodige basisinformatie
verstrekt. De resultaten van het onderzoek zijn
door SIBAS samengevat in de nota 'Beleids
analyse uitstel compartimenteringswerken
Oosterschelde'.
De compartimenteringswerken vormen een
onderdeel van de Oosterscheldewerken; ze
omvatten de Philipsdam met de Krammerslui
zen, de Oesterdam met de Bergsediepsluis, de
Markiezaatskade en het Bathse Spuikanaal. Het
is om een aantal redenen noodzakelijk, het
oostelijk deel van het bekken door dammen
van het getijgebied af te scheiden. Ten eerste is
in een tractaat tussen België en Nederland
vastgelegd, dat de Schelde-Rijnverbinding in
de toekomst getijvrij zal worden. Vervolgens is
het voor de waterhuishouding van belang, dat
aan de zoutinfiltratie van West-Brabant en de
Zeeuwse polders langs het Zoommeer een
einde komt, en dat ook het noordelijk Deltage
bied niet meer via de Volkeraksluizen met zout
wordt belast. Bovendien, bij de gegeven
afmetingen van de stormvloedkering in de
mond van de Oosterschelde kan slechts door
verkleining van het bekken een voldoende
groot tijverschil worden bereikt. En tenslotte
wordt door de aanleg van de compartimente-
ringsdammen voorkomen dat er een te grote
zoetwaterbelasting plaatsvindt op de Kom van
de Oosterschelde.
De beslissing over het compartimenteringsmo
del is eind 1975 genomen, op basis van een
analyse van de Commissie Compartimentering
Oosterschelde, en conform de adviezen van de
Raad van de Waterstaat en de Rijks Planologi
sche Commissie. Eind 1982 was reeds een
groot deel van de werken gereed of in uitvoering.
Van de totale geraamde kosten van f 1,2 miljard
was al de helft uitgegeven.
Naast de waterhuishouding is het milieu-aspect
bijzonder belangrijk bij de vraag of, en zo ja
hoelang uitstel van de dammen verantwoord
is. Handhaving van het zoute getijdemilieu in
de Oosterschelde was immers bij de beslissin
gen van 1974 en 1976 een belangrijke overwe
ging. Het onderzoek werd gebaseerd op de
volgende uitgangspunten. De stormvloedkering
zal op 1 oktober 1986 operationeel zijn. De
compartimenteringswerken vormen een
integraal onderdeel van de Oosterscheldewer
ken en de compartimenteringsdammen zullen
dus in ieder geval worden aangelegd, inclusief
de wegen er overheen. De sluiting van de
Philipsdam wordt met zand uitgevoerd, en de
sluiting van de Oesterdam met steen. In plaats
van de liftsluis zal in de Oesterdam een kleine
sluis worden aangelegd. Het Bathse Spuikanaal
en de Markiezaatskade worden volgens de
huidige planning uitgevoerd, omdat nagenoeg
al deze werken al zijn aanbesteed. Als de
biomassa van de aanwezige schelpdieren en
vis in de Oosterschelde gereduceerd wordt zal
dit leiden tot een evenredige fysieke opbrengst
vermindering. Voor alle uitstelalternatieven zal
in bepaalde natte perioden worden uitgegaan
van twee beheersvarianten met betrekking tot
spuidebieten naar en van het Oosterscheldebek-
ken. Volgens de eerste variant (spuivariant a)
is het spuibeheer gebaseerd op het gebruik van
die middelen waaraan geen kosten zijn verbon
den. Met de Volkeraksluizen is de zoetwaterbe-
313