Zandasfalt in de waterbouw De meeste dijken en dammen in ons land bestaan uit zand. Zandlichamen die worden aangevallen door golven kan men niet onbe schermd laten, tenzij men zeer flauwe taluds en verlies van zand accepteert, zoals bij de duinen langs onze kust. Bovendien kunnen tijdens de aanleg van een damlichaam de stroomsnelheden rond en over de dam zo groot worden dat het zand alleen maar met behulp van hulpkaden van mijnsteen of ander, grover materiaal kan worden aangebracht. Hulpkaden worden ook wel gebruikt om de hoeveelheid te verwerken zand te beperken. In plaats van mijnsteen kan voor de hulpkaden ook zandasfalt worden gebruikt. Dat is een mengsel van zand, meestal ter plaatse gewon nen, gedroogd en verwarmd, met 3 a 5% bitumen. Het bitumen geeft het zand samen hang, zodat het bestand is tegen stroomsnelhe den tot 3 m/sec. Zandasfalt is sterk en stijf genoeg om ook gebruikt te kunnen worden als werkvloer voor het aanbrengen van een taludbekleding in de golfzone. Door zijn erosiebestendigheid kan zo'n werkvloer bovendien gedurende geruime tijd onbe schermd blijven liggen. Het bitumengehalte wordt zo gekozen dat de zandkorrels slechts met een dun laagje bitumen zijn omhuld; er blijft dan zoveel holle ruimte in hetzandasfalt over dat het bijna even doorlatend is als het oorspronkelijke zand. Een werkvloer van zandasfalt kan daarom tevens als filterlaag dienen onder open taludbekledingen. In de meeste gevallen zullen bij een keuze tussen zandasfalt en andere materialen de kosten doorslaggevend zijn. De prijs van zandas falt wordt voornamelijk bepaald door de prijs van het bitumen. Dit artikel, geschreven op basis van de ervaring die sinds 1948 met zandasfalt is opgedaan, gaat in het bijzonder over de eigenschappen van zandasfalt, de milieu-aspecten en de verwerkingswijze. De stroombestendigheid van zandasfalt is zoals /ve zeiden afhankelijk van het bitumengehalte. fandasfalt met een bitumengehalte van enminste 3% en een redelijke volumedichtheid an weerstand bieden aan stroomsnelheden ot 3 m/sec; dit is gebleken bij de afsluiting van e Pluimpot in 1957, die van de Grevelingen in 961 en die van het Haringvliet in 1970, en daarnaast uit proeven die in 1976 en 1979 zijn gedaan in de stroomgeul te Lith. Een hoger bitumengehalte zal ook een hogere stroombe stendigheid tot gevolg hebben. Essentieel is hierbij de volumedichtheid van het materiaal. Bij de sluiting van de Pluimpot bleek dat zandasfalt aangebracht met een onderlosser beter bestand was tegen hoge stroomsnelheden dan zandasfalt aangebracht met een grijper, waarschijnlijk omdat het materiaal door onderlossing als één geheel wordt gestort. Ook wanneer het zandasfalt wordt aangebracht via een stortpijp, zoals bij de afsluiting van het Haringvliet, wordt een goede dichtheid verkre gen. Uit de stroombestendigheid van zandasfalt valt af te leiden dat het ook bestand zal zijn tegen enige golfaanval. Bij de aanleg van het werk- eiland Roggenplaat in 1970 is zandasfalt verwerkt in de perskaden aan de Noordzeezijde. Deze kaden hebben gedurende een aantal wintermaanden onbeschermd in de golfzone gelegen voordat de definitieve bekleding werd aangebracht. Ondanks de stormen die in die periode zijn opgetreden is er geen schade waargenomen. Dezelfde positieve ervaring werd opgedaan bij de aanleg van de splitsings- dam te Hoek van Holland in 1969 en bij de uitbreiding van de zeehaven te Zeebrugge in 1979, De sterkte- en stijfheidseigenschappen van het zandasfalt bepalen de helling waaronder het materiaal kan worden aangebracht en de deformaties die na de uitvoering kunnen optreden. De ervaring leert dat een taludhelling van 1 2 zowel boven als onder water heel goed haalbaar is; dat bleek in het Haringvliet, de Geul van Malta, en bij Zeebrugge; daarnaast ook uit proeven te Opijnen, in 1980 gedaan ten 299

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1983 | | pagina 13