T-liggers voor de geperforeer de sluisvloer. prefabricage bekeken, en een manuur-bewa kingsprogramma opgesteld. Ter voorbereiding van de uitvoering werd van elk te storten onderdeel de hydrostatische druk op de wanden bepaald. Op grond daarvan ontwierp men een voldoende sterke en stabiele bekisting. De tekeningen en berekeningen werden ter goedkeuring voorgelegd aan de directie. Op die tekeningen waren alle bekistingsonderdelen, zoals hangsteigers, panelen, centerpennen, conussen en schoren aangegeven. Voor de begeleiding van het betonstorten werd op deze tekeningen ook de maximale stijgsnelheid aangegeven. Al naar gelang het aantal malen inzetten van de bekisting, werd de keuze gemaakt voor een houten of stalen bekisting. Voor het verwerken van 370 000 m3 beton werd 33 000 m2 bekisting gemaakt. Er waren verschillende onderdelen waar een kist slechts één of enkele malen kon worden gebruikt, met name bij het gemaal. Bij de rioleringsstelsels werden de bekistingen 15 tot 20 maal gebruikt en bij de duwvaartsluizen en jachtensluizen zelfs 20 tot 40 maal. Gemiddeld werd de bekisting over het gehele werk 11 maal ingezet. Elke duwvaartsluis was voor het betonwerk verdeeld in moten van 14,4 m lang, die in vijf boven elkaar gelegen storten werden opge bouwd: een 3 m hoog vloerstort en vier opeenvolgende wandstorten. Het derde stort begint bij de verbreding van de wand en loopt tot aan het gedeelte waar de schuiven zijn ondergebracht; dat is het vierde stort. Het 5e stort vormde het laatste onderdeel van de kolkwand, die daarmee op definitieve hoogte werd gebracht, N.A.P. 7 m. Het vormt de galerij waar het mechanische gedeelte opge steld wordt en waar de schuiven worden aangebracht en uitgewisseld. Als men de kolkwanden van de duwvaartsluizen van nabij bekijkt, begrijpt men dat het storten van deze enorme betonconstructie geen eenvoudig karwei was. Om daarvan enige indruk te krijgen is in fig. 3 de verticale doorsnede van het 3e en 4e stort vereenvoudigd weergegeven. Het 4e stort vormde het moeilijkste en meest arbeidsintensieve onderdeel van de wanden. Op de buitenkist na waren deze onderdelen van de bekisting van staal. De verrijdbare buitenkist bestond uit een vlak schot met daarin opgenomen de randbalkkist. Het 5e stort werd gemaakt met behulp van een verrijdbare tunnelkist. De voor het zoet/zout scheidingssysteem benodigde geperforeerde tussenvloer van de sluiskolken werd gevormd door naast elkaar liggende geprefabriceerde T-liggers. Na het gereedkomen van het betonwerk in het najaar van 1982, werden in snel tempo in den droge stortebedden aangelegd in de voorhavens en bekkens. Tevens werden de railgeleidingen voor de roldeuren en de schuiven gemonteerd. Dit alles moest in 6 maanden plaatsvinden om begin mei 1983 te kunnen aanvangen met de inundatie. Hiertoe werden aan de Zoom meerzijde van de bouwput twee pompen opgesteld, met een totaal vermogen van 5000 m3/uur, die water naar binnen pompten. Op 31 mei 1983 waren de bouwputten tot N.A.P. geïnundeerd. De inundatie geschiedde met buitenwater, daar bronwater agressiever is voor beton en bovendien de algengroei bevordert door zijn hogere stikstof- en sulfaat gehalte. In de periode tot de oplevering van het bestek eind 1983 worden verschillende onderdelen nog afgebouwd, zoals het dienstengebouw en het bedieningsgebouw. Tevens wordt op de sluisterreinen voorzover mogelijk infrastructuur aangelegd. In de komende jaren wordt het sluizencomplex verder afgebouwd en gereedgemaakt voor het in bedrijf stellen. 330

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1983 | | pagina 44