NETTO WATERTRANSPORT NETTO SLIBTRANSPORT NETTO ZANDTRANSPORT NETTO TOTAAL MATERIAALTRANSPORT Fig. 3. Netto-watertransport, netto-zandtransport en netto-totaalmateriaaltransport over de meetperiode wanneer de relaties die de wisselwerking tussen de erosieve krachten en de weerstands factoren bepalen, bekend zijn in de huidige situatie, het mogelijk moet zijn langs statistische weg, rekening houdend met de gewijzigde randvoorwaarden, de situatie na voltooiing van de Oosterscheldekering te voorspellen. Daar het onderzoek nog in volle gang is, dragen de hier vermelde resultaten een voorlopig karakter. en profielopbouw, in relatie tot erosie van of sedimentatie aan de schorranden. Vooral op dit procesonderzoek gaan we nu verder in. Het onderzoek is uitgevoerd op vier meetlocaties in de Krabbekreek en bij Rattekaai-West nabij Rilland: twee daar waar het schor afslaat en een schorklif is ontstaan en twee waar het schor zich de laatste jaren enigszins heeft uitgebreid, zodat er sprake is van een geleidelijke overgang (figuur 5). Op deze meetlocaties zijn in de periode februari-juni 1981 en januari- maart 1983 intensief de golfkarakteristieken, stroomsnelheden en concentraties gemeten, als ook de hoeveelheden sedimentatie/erosie en schorklifafslag, de erosieweerstand van het schor met aangrenzend slik, de beworte- lingsdichtheid, de profielopbouw en de bodemsamenstelling. De opzet van het proces onderzoek is gebaseerd op de gedachte dat 270 In het hydrodynamische onderzoek is de nadruk gelegd op de golfwerking, omdat die, gezien de hoge stroomsnelheden: bij schorklif fen maximaal 20 cm/sec, en bij geleidelijke overgangen 10 cm/sec, nu en zeker na voltooiing van de stormvloedkering de belangrijkste procesparameter is. Golven zijn enerzijds van belang door de krachten die zij uitoefenen op de schorkliffen en anderzijds door de snelheids fluctuaties die zij aan de bodem opwekken. Deze snelheidsfluctuaties vlak boven de bodem kunnen worden uitgedrukt als de standaardde viatie van de gemeten snelheid op 5 cm van de bodem. Grote snelheidsfluctuaties leiden tot ondergra ving en tenslotte opruiming van het schorklif (figuur 7), maar zorgen ook voor een grotere opwerveling van materiaal (figuur 6). We mogen ervan uitgaan dat toeneming van de sedimentconcentratie duidt op grotere omwer king van de toplaag van de bodem. Als er gedurende het kiemseizoen van de pionierschor- vegetatie - vooral Spartina townsendii - een stormperiode voorkomt, bestaat er een grote kans dat het schor zich dat jaar niet meer uitbreidt, omdat de kiemplanten zijn uitge spoeld. Als er geen stormperiode zou zijn voorgekomen, was de uitbreiding waarschijnlijk wel doorgegaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1983 | | pagina 46