erijpte klei aanwezig, die erg slap en sterk
srhoudend was. Dit pakket werd in
band met de slechte berijdbaarheid in één
g ontgraven.
blauwe klei werd vrijwel geheel in depot
at, waar de rijping al spoedig op gang
am. Een deel van de ongerijpte klei is
teen op het talud verwerkt. Na enig onder-
k bleek dat er 20% meer ongerijpte klei
r iest worden aangebracht dan de theoretische
aveelheid vanwege de te verwachten krimp
t uitdroging. Verdichting en afwerking van
c e klei kon enkele maanden na het aanbren-
S ervan worden uitgevoerd. Ook het aanbren-
g i geschiedde, in tegenstelling tot de gebrui-
t ike werkwijze, niet in twee lagen, maar in
laag.
de uitvoering van het damvak Zuid en het
graven van delen van het Bathse Spuikanaal
belangrijke ervaringen opgedaan,
iet opbreken van bestaande glooiingen van
srslakblokken bleek de daaronder aanwezige
'steen nauwelijks te verschillen van nieuwe
'Steen: er was geen sprake van vergruizing
rkleiing. Bij het hergebruik van koperslak
ken kon de breuk beperkt blijven tot
der dan 1%. Omdat het breken van een
de voortgang zal stagneren, zal men dit bij
c .tvoering zoveel mogelijk trachten te
v komen.
D nderige specie waarmee het damlichaam
w uitgebouwd, werd vanaf vrachtwagens
lo estort, en nam daarbij een natuurlijk talud
a; an 1 1 1 1,5. Als gevolg van getij en
gi t trad daarbij al spoedig een verflauwing
0| 3n de westzijde, waar de golfinvloed het
st t is, bleek een taludhelling van 1 10
n: oeg stabiel. Aan de oostzijde werd 1 8
ge den. Aangezien het zand nogal slibhou-
Het zuidelijk damvak van de
Oesterdam gereed
dend was rees de vraag of de kleinere fracties
onder invloed van getij en golfslag zouden
uitspoelen. Daartoe werden series monsters
van de oppervlakte en van 15 cm onder de
oppervlakte onderzocht. Gedurende één
maand werd geen significante uitspoeling
aangetoond.
Onderzoek naar de dichtheid van de specie in
het damlichaam heeft aangetoond dat die hier
10% hoger lag dan in de ontgravingsputten. Dit
heeft er mede toe geleid dat er een 200 000 m3
specie meer in de dam is verwerkt dan in het
bestek was voorzien.
Een laatste evaluatiepunt betreft het gebruik
van houten perkoenpalen en planken in de
teenconstructie. Uit keuring van enkele series
monsters van dit hout bleek dat de vereiste
hoeveelheid kreosootolie van 275 kg/m3
gemiddeld flink werd onderschreden. In enkele
palen zat niet meer dan 50 kg/m3. Geconcludeerd
kan worden dat enige scepsis ten aanzien van
de certificaten die bij dit materiaal geleverd
worden, niet geheel ongerechtvaardigd is.
Het bestek werd aanbesteed voor 14,5 miljoen
gulden. De eindafrekening inclusief wijzigingen
en meer en minder werk sluit op zestien
miljoen.
213